De hoekwantvisser (peurder)

De peurders/hoekwant-en stekkievissers.

Twee kilometer draad, om de vier meter een haak, een hoekwantbak, twee latjes en alles zelf vervaardigd. Bijna is alles klaar, maar er moet ook nog balkdraad en zwengeldraad aan te pas komen.
En wat dacht je van al die wormen?
De Geute, het Vossemeer, het Kattegat, het Zwarte water, het Ganzediep, de Machinekolk, het zijn allemaal plekken zonder geheimen voor de rasechte peurders, stekkievissers en hoekwant vissers.

Willem de ‘Pomme’ Visscher en zijn zoon Asje vertellen honderduit. Wat zijn ze enthousiast. Uren kunnen ze praten over hun hobby. Asje ging al op driejarige leeftijd met zijn vader mee en kan nu ruim dertig jaar later nog steeds genieten van het peuren. Peuren (poeren op zijn Kampers) is een verslaving.
Voor er op paling gevist gaat worden, worden uitgebreide voorbereidingen getroffen. Er kan op aal gevist worden met de ‘poer’, het hoekwant of een stekkie. Tegenwoordig wordt er door de mannen met het hoekwant gevist.

Voor het hoekwant vissen wordt het hoekwant klaar gemaakt. De lijn moet al in het hoekwant liggen. Er komt een laagje zand overheen te liggen en de latjes (‘de stekkies’) met daaraan een dunnere draad met de haken wordt klaargemaakt.
Om die haak aan de draden te bevestigen moet er op een speciale manier geknoopt worden. Twee keer knopen met een lus en vervolgens nog een knoop aan de draad.
Op dat zand wordt een nieuwe draad met haken gelegd. Zo kunnen alle draden en haken niet in elkaar verward raken. Het zand moet schoon zijn: als er katten ‘actief’ in zijn geweest is het onbruikbaar.

In Elburg werd de aal gevangen met een soort tang. In de winter (als het gevroren had) lag de paling vlak tegen de rietkraag, waar ze de meeste zuurstof konden vinden. Langs die rietkraag liepen de vissers dan met lange tangen om zo de paling uit het water te steken.

Op de Zuiderzee (IJsselmeer), de Afsluitdijk was er nog niet, werd ook wel op paling gevist met een ‘kuul’: Een breed sleepnet met een ketting, die over de grond sleepte. De kuulaal was de beste aal die er was, want er gingen er wel 10 in een pond. Voor een gezin was dat natuurlijk ideaal, want dan had iedereen al gauw een of twee palingen.
De kuul (kuil)visserij werd in 1969 verboden.

Vroeger werd er echt ‘gepoerd’. Het peuren gebeurde toen vooral met aan een lijn geregen wormen. De lijn, van 3/4 meter, werd vervolgens om de hand gewonden, zodat er een aantal wormenringen ontstonden. Aan de bovenkant werden die ringen met een draad vastgeknoopt. Er werd een stuk lood aangehangen. Asje: ‘Met een stugge stok wordt de peur (‘poer’) in het water gehangen (net boven de bodem). De peur wordt heen en weer bewogen, zodat de peur uitwaaiert. De wormengeur verspreidt zich dan goed en de paling wordt er lekker door aangetrokken. Hoe dieper de peur in het water ligt hoe dikker de paling’.
Zo zijn de voorwaarden klaar voor een nachtelijke tocht.
Alles speelt zich af in het pikkedonker. Waarom juist in het donker?
De paling jaagt in het donker op muggenlarven, wormen, visjes en garnalen. Bovendien zijn er ’s nachts geen pottenkijkers.
De boa’s, politiemensen en de mensen van de veldbrigade willen wel even zien of je legaal bezig bent ( een vergunning hebt).

Donkere maan geeft de beste vangsten. Ook moet er een beetje stroming zijn. Het peuren kan het beste in de vroege herfst of het voorjaar plaatsvinden. De temperatuur van het water is dan goed en ook is er vaak wel stroming door de wind. In het voorjaar schieten de vissen kuit en daar zijn de palingen verzot op. Wel is er bij volle maan meer licht, zodat de paling, die zich met z’n tandjes aan de poer vastgebeten heeft, eerder loslaat.

Willem: ‘Na 1 september mag er niet gepoerd worden tot 1 december, maar soms vissen we wel door tot in oktober’.

Verder mag er al sinds 2011 (met dank aan staatssecretaris Bleeker) niet meer gevist worden op paling in de IJssel en haar zijarmen.
Voorbij de Ketelbrug mag dat wel weer. Vreemd, want hoe kan daar in het water eensklaps geen dioxine zitten? Willem wordt er enigszins opstandig van, want: ‘Ook de koeien drinken in de IJssel en er zit toch ook geen dioxine in de melk?
In onze regio is er een peurders vereniging: de KIJG. Het is een vereniging van peurders uit Kampen, IJsselmuiden en Genemuiden.
Er worden peurvergunningen uitgegeven, maar het probleem is dat er veel meer liefhebbers zijn dan vergunningen. Er is dus een wachtlijst. Soms moet je wel erg veel geduld hebben om aan zo’n vergunning te komen. Op het ogenblik is de wachtlijst drie jaar!
Er mag nu met vergunning gepeurd worden in het Ganzediep, de Geute en de kolken aan de Zwartendijk.

Het Vossemeer is de mooiste plek om te peuren, maar daar mag je, ook al heb je een vergunning, niet op de paling vissen. Er zit dus voor de echte liefhebbers niks anders op dan illegaal te gaan peuren.
Het probleem is dat er vaak gecontroleerd wordt. Omdat er best wel veel paling zit is het erg verleidelijk om er op uit te trekken met je hoekwant. Het hoekwant levert vaak een heel grotere vangst op. Wel loop je dan het risico een hoge boete te krijgen voor stropen. Die boete kan wel oplopen tot € 1500,-.
Vaak wordt het een kat-en-muis spel met de politie. Meestal gaat het net goed, maar ook voor de agenten is het een sport om de peurders te pakken. Soms komen ze wel met 3, 4 politiewagens om de stropers te pakken.
In de tijd dat Willem nog viste met de poer was het allemaal nog gemakkelijk om de stekkies te verstoppen, maar dat gaat met het hoekwant (daaraan geeft hij nu de voorkeur) wel moeilijk.

Hij heeft wel een snoekbaarsvergunning en doet of hij aan het snoekbaarzen is. Als er controle komt en ze zien de draad van het hoekwant is het excuus: ‘Ik kwam toevallig met de boot tegen de draad en omdat de vereniging ‘Ons Vermaak’ vraagt om dan de draad binnen te halen, wil ik dat doen. Neem de hele zooi maar mee’. Het is dan de vraag of de agenten daar intrappen.

Smakelijk weet Willem te vertellen hoe hij op een nacht samen met zijn zoon bij de Machinekolk aan de ordebewakers ontkwam. Drie avonden achter elkaar is er politie op de been. Willem had al het idee dat een boom wel erg dik geworden was: er bleek een agent achter het vroeger zo smalle boompje te staan. Hij heeft een van de stekken van Willem gevonden, maar dat hij er nog meer heeft geplaatst, komt niet bij hem op.
Aangezien Willem dus een vergunning heeft om met een hengel te vissen kunnen ze hem nu niks maken. Hij is alleen zijn poer kwijt. De derde nacht zijn alle hoofdrolspelers weer aanwezig.
De stekken zijn goed verstopt, maar de politie is paraat. Met vier, vijf auto’s rukken ze uit. Willem en zijn zoon moeten diep wegduiken om ongezien te kunnen ontkomen. Ze laten hun stekken in de steek. Als ze eenmaal uit het licht van zaklantaarns en autolampen zijn, lopen ze via de weg terug naar huis.
Asje is niet bang, maar vindt het allemaal reuzespannend. De paling wordt natuurlijk later opgehaald, want de stekken waren wel heel goed gecamoufleerd. De agenten hadden ze niet gevonden!

Later, hij peurt dan zelf, moet hij steeds alert blijven. Als hij op een nacht aangehouden wordt, vraagt de agent hem of hij wil schikken. Hij antwoord meteen, dat hij dat niet wil. Hij verstaat ‘schrikken’ en dacht dat ze vroegen of hij ook geschrokken was. Uiteindelijk draait het uit op een boete van fl. 35,-
Als Asje later met de hoekwant bak gaat vissen, is plotseling de veldbrigade in de buurt. Hij snijdt vliegensvlug de draad door. Als ze vragen hoeveel lijn hij had uitstaan, zegt hij dat het 150 meter was.

Ze geloven hem niet, willen aan boord komen, maar Asje is daar niet van gediend. Ze zien wel dat hij paling aan boord heeft en sommeren hem mee te gaan naar Land’s End. Daar willen ze de paling van boord halen, maar ze hebben het er moeilijk mee: ze zijn tijden bezig en het schiet niks op. De paling glibbert hen steeds uit de handen. Ze vragen hem of hij mee wil helpen, maar dat weigert hij als hij niet een aantal van de dikke palingen mag houden. Weer gaan ze door met het overladen van de paling, maar het gaat o zo traag.
Uiteindelijk helpt Asje ze toch nadat ze hem toezeggen dat hij een paar palingen mag houden. Ze zijn er nog niet van overtuigd, dat hij echt 150m draad had en varen met hem terug. Dan ziet Asje ook waarom ze hem konden vinden: ze hebben een nachtkijker!
Er wordt gezocht en gezocht naar de rest van de draad. Uiteindelijk geven ze het op, maar de boete tikt aan (€ 150).
Asje haalt de volgende dag de paling op, want hij weet duvels goed waar de lijn ligt. Willem staat met de brommer klaar bij de Loswal.
De paling wordt overgeladen en Asje kan met een gerust hart verder: als hij eventueel nog aangehouden wordt, is er niets te vinden.

Op zekere nacht worden alle peurders te grazen genomen. De politie komt met een speedboot. Er is geen houden aan.
Ze besluiten hun spullen achter te laten en varen terug naar huis, want uiteraard willen ze geen bekeuring. Als ze terugvaren zijn ze nog de klos, want ze hebben geen licht aan boord!

Ze moeten natuurlijk altijd rekening houden met de weersomstandigheden. De wind steekt soms plotseling op. Als de wind noordwest is stuwt het water op en kan het wel 80 cm stijgen. Zodra het weer terugstroomt is dat het moment om paling te vangen.
Als het mistig is gaan ze er niet opuit, want je bent dan volkomen gedesoriënteerd. Soms komt de mist tegen de morgen plotseling opzetten. Om dan de weg terug te vinden is een hele toer.
Je kunt dan ook wel eens geluk hebben, want als je rechtop in de boot gaat staan, is de omgeving net boven de mist goed te zien. Willem: ‘Wat is dat een prachtig schouwspel’.
Op de wind is geen peil te trekken. ‘In het Kattegat gaat het dan heftig te keer, zodat het water in de boot komt te staan. Als je dan later op de IJssel komt is daar van wind niets van te merken’.

Het wordt tijdens het gesprek wel heel duidelijk dat peuren in je bloed zit.
‘Zodra je je eerste palingen naar boven hebt gehaald ben je ronduit verkocht’.
Er zijn weinig peurders, die een vergunning hebben en des te meer palingvissers zonder vergunning. Kort gezegd: stropers.
Het is wel een wereldje op zichzelf. Er wordt wat afgelachen. Ook houden ze van een geintje.
Er wordt met argus ogen naar elkaar gekeken. Vooral Lammert van Dijk (de Kô) is een erkend fenomeen op peurders gebied. Hij weet perfect waar en wanneer de paling het beste te vangen is. Hij wordt nauwlettend in de gaten gehouden door zijn ‘collega’s’. Als hij uitvaart heeft hij trouwe volgers. Je hoeft Lammert niks wijs te maken, want hij weet drommels goed dat ze hem schaduwen. Hij steekt ergens zijn staak in de modder, legt zijn boot daaraan vast en doet of hij aan het peuren is. De anderen zoeken ook een plekje in zijn buurt, maar vangen niks. Als ze het uiteindelijk opgeven gaat Lammert een stukje verderop liggen en vangt de wereld aan aal.

Willem houdt ook wel van een geintje. Soms heeft hij geen zin om de paling direct te roken of te bakken. Hij stopt ze dan een nacht in de vriezer. Het grote voordeel daarvan is dat de paling dan zijn slijm kwijt is. Hij weet zijn schoonzoon wijs te maken, dat de paling dan de volgende morgen gewoon nog leeft. Uiteraard heeft die zo zijn twijfels, maar Willem zal het hem bewijzen. Hij heeft in zijn bak nog een pondje levende palingen en gooit de bevroren palingen er bij in. De palingen in de bak steken al gauw de kopjes boven de andere uit en zijn schoonzoon staat met grote ogen te kijken hoe dat toch mogelijk is. Hij gelooft dus dat die palingen een nachtje vriezer wel aan kunnen.
Willems dochter helpt hem later uit de droom.

Als je dan een goeie vangst hebt gehad moet dat natuurlijk altijd gevierd worden.

Voor de zekerheid heeft Willem dan altijd een paar flesjes bier bij zich en geniet al terugvarend van een heerlijk flesje Grolsch. Thuisgekomen (soms al vroeg in de morgen) wordt de fles jenever nog eens aangesproken.
Eigenlijk zit er dan maar o zo weinig in zo’n fles.
Het verhaal gaat rond bij de peurders dat Willem bij een grindplaat veel gevangen heeft. Daar moet dan door de anderen ook van geprofiteerd worden. Ze vangen niks.
Als ze dan later moeten toegeven dat ze voor niks boven die plaat gevist hebben, brengen ze het verhaal in de wereld, dat ze echt het gerammel van het grind gehoord hebben.
Willem zegt echter, dat ze zich vergist hebben, want op die plek heeft hij de flessendopjes over boord gegooid om te vieren, dat hij zoveel gevangen had. Het gerammel van die dopjes hebben ze gehoord!

Lammert de Kô gaf Willem ooit eens het advies nog een half uurtje door te vissen. Hij had tot op dat moment nog niks gevangen. Als hij doet wat Lammert zegt vangt hij vervolgens tientallen kilo’s.
In Brunnepe hebben veel mensen bijnamen. Hoe komt Willem toch aan zijn bijnaam? Heeft hij er een hekel aan? ‘Nee hoor’.
‘Die bijnaam kreeg ik toen ik begon te praten, ik had erg veel moeite met woorden die met een ‘k’ begonnen. Op een dag was ik aan het timmeren met een hamer en een spijker. Het ging niet zoals ik wilde en ik sloeg de spijker krom. Ik vertelde aan mijn vader wat er was gebeurd en zei dat de spijker ‘pom’ was. Nou ja, dat werd dus mijn bijnaam: ‘de Pomme’.
Zo kwam Gerrit van Boven ook aan zijn bijnaam. Hij had een ruit gebroken en vertelde dat thuis.
Hij kon de ‘r’ niet goed uitspreken en werd dus vervolgens ‘Gait Utepot’.

*Opm.: De letter ‘k’ bleek voor meer mensen een probleem. Dik van Galen kon woorden die met een ‘k’ begonnen niet uit zijn mond krijgen. Alle woorden met een ‘k’ begonnen bij hem met een ‘t’.
Hij ging dus op school al gauw door het leven als ‘Ditty van Galen’. Kinderen weten perfect hoe ze iemand moeten stangen. Er werd hem vaak gevraagd het volgende zinnetje te herhalen: ‘Kippen met kale konten’. Grote hilariteit als hij dan toch weer aan dat verzoek voldeed.
Asje legt uit dat de paling via het IJsselmeer deze kant op komt. ‘Dat IJsselmeer is de kraamkamer van de palingen’, aldus Asje. In augustus/ september krijgen de palingen een dikker vel. Ze krijgen dan ook een zilveren rand rond hun ogen, die dan ook groter zijn. Ze worden dan ook schieraal genoemd. Deze veranderingen zijn een voorbereiding op hun trektocht naar de Saragoza zee. Deze zee is drie km diep. Hun jongen worden geboren en zelf gaat de paling dood.
Er zijn verschillende fases in de ontwikkeling tot paling: eerst zijn het net rozenblaadjes, daarna glasaaltjes. Voordat ze hier weer in het IJsselmeer zijn is er drie jaar voorbij.
Het hele jaar door vangen de peurders vooral roodaal maar als ze tegen de regels in ook nog doorvissen in oktober, vangen ze ook nog wel schieraal. Deze paling is veel spekkiger.
Trouwens hoe kleiner de kopjes, hoe lekkerder de paling.

Wat is de normale gang van zaken bij het peuren?
Willem: ‘We gaan tegen de schemering weg en toen ik nog werkte gingen we voor een paar uur slaap naar huis. ’s Morgens om vijf uur weer op om te zien wat we gevangen hadden. Op een gewone nacht vingen we dan 10 à 15 pond met de poere.
Met de 500 haken van het hoekwant vingen we normaal gesproken 40 à 50 pond. Onze beste vangst met het hoekwant was ooit 130 pond! Als er zoveel gevangen wordt zit er ongeveer 20 pond vingeraal bij (vingerdikke aal). Tegenwoordig vinden de meeste mensen die het lekkerst. Er gaan er ongeveer 4 in een pond. Zelf vind ik de dikkere aal lekkerder’.

Natuurlijk zijn er veel wormen nodig om een aantal poeren (5 à 6) met zo’n 500 haken klaar te maken voor die nacht. Daarvoor ging Willem zelf vaak wormen schudden. Het plantsoen was daarvoor een prima plek.
‘Je moet trouwens wel goed opletten tijdens het rijgen, want palingen hebben een prima reukvermogen.
Ze ruiken bv meteen dat je een shagje gerookt hebt of dat je olie aan je handen hebt gehad’. Tegenwoordig koopt hij de wormen  bij een kwekerij in Zalk. Een kilo wormen kost dan zo’n € 15,- Die hoeveelheid is voldoende voor de 500 haken. Deze wormen worden dan in de koelkast bewaard.

Willem rookt de paling zelf. Achter in zijn tuin heeft hij een roestvrijstalen kast staan. Voordat de paling gerookt wordt gaat die eerst in 2 bakken met zout. In elke bak gaat 25 pond paling.
Er gaat zoveel zout in die bak dat een aardappel zou blijven drijven.
Hij roert net zolang tot het zout opgelost is. Om te kijken of de paling zout genoeg is om gerookt te worden likt hij er eerst even aan.
De paling wordt aan rookpennen in de kast/ ton gehangen. Er kunnen 14 pennen in de ton.
Het hout dat gebruikt wordt is meestal peppelhout. In plaats van dat populierenhout gebruikt hij ook wel beuken- of eikenhout. Met dat laatste hout wordt de aal wat donkerder.

De paling kan nog een aardig centje opleveren. Vroeger kreeg je 10 gulden voor een pond aal.
Willem gaf ze vaak weg.
Maar op zaterdag werden er door zijn vrouw ook wel 20/ 30 broodjes met paling belegd.
Zijn medestrijders van die nacht gingen mee om het succes te vieren. De fles jenever en een krat bier kwamen op tafel en er werd volop genoten van alle goeie dingen des levens. Na de tijd zaten ze dan vaak met de rotzooi, want ‘de kots zat tegen het plafond’, aldus Willem.

Nog een paar cijfertjes: ‘De eerste aal wordt in 10/ 15 minuten gebakken. Er gaan er  3 à 4 in een pond. De lijnaal is het vetste. Ik verkoop ook wel aan een Kamper cateraar. Als ik de paling rook krijg ik daarvoor € 13,- per pond. Hij koopt vaak 10 pond! De visboer verkoopt zo’n pond voor €22,50’.

Tenslotte wil Willem nog kwijt dat de paling zeker geen lijkenpikker is zoals wel beweerd wordt.
‘Ze eten echt geen dode dieren’.