De tabaksmakelaar

Rein Ravesteijn

 

Eenmaal binnen vanaf de Oudestraat loop ik via de winkel van ‘de Olifant’ het gangetje in. Via een deur en een trapje, langs een grote machine kom ik tenslotte bij de trap. Je hebt dan al gauw een 150 meter gelopen, want je staat bijna in de Voorstraat. Trap omhoog. Voordat je bij Tinus, de 88-jarige sigarenmaker, bent rechtsaf. Langs machines, door een kleine kantine, opgefleurd met een geruit roodwit tafelkleedje waarop een zakje met boterhammen ligt, kom ik bij een volgende trap.
Kijk an er is nog een verdieping. Trap op.
Oppassen om m’n hoofd niet te stoten aan het schuinsaflopend plafond! Eindelijk kom ik aan op mijn bestemming.
Ik heb, onder het genot van een kop Eenhoornkoffie, een gesprek met Rein Ravesteijn (beëdigd tabaksmakelaar) en Aart Dooijes tabaksinkoper/ tabakker en melangeur.
Rein is van 1936 en vertelt in geuren en kleuren over zijn 55-jarige loopbaan als makelaar en Aart vult hem, waar nodig, aan.
Eerst steekt Rein van wal.
Hij is begonnen als jongste bediende. Hij vertelt over zijn jeugd. Zijn vader was sigarenmaker en met een groot gezin was dat geen vetpot. Direct na de lagere school moesten de handen uit de mouwen gestoken worden. Rein: ‘Er moesten centen binnenkomen’.

Zijn vader zocht een baantje voor hem in de makelaardij.
Nu was het niet eenvoudig om daar binnen te komen, want er was een sterke hiërarchie. Aan de top stonden de seigneuren (de hooggeplaatsten). Zij voelden zich ver verheven boven het ‘gewone volk’. Deze makelaars werden de 1e-handsmakelaars genoemd. Ze werkten voor de grote fabrikanten.
Daarnaast waren er kleinere makelaars. Rein: ‘Dat waren vooral joodse mensen’.
Zij hadden meestal niet de makelaarscursus gedaan. Het waren voornamelijk eenmansbedrijfjes. Zij zeiden vaak: ‘Wat denken die grote mensen niet, zijn wij soms 2e- hands?’

De olifant

Ze stonden dus ook al gauw bekend als de tweedehands makelaars. Het makelaarsgebeuren, de tabakshandel speelde zich af op een landtong achter het Rokin. In Amsterdam dus. Daar lag het werkterrein van de kleine bedrijfjes, de makelaars en handelaars. Het Rokin eindigt bij de Munt in de Amstel.
Omdat al die handelaren en makelaars een eind om moesten lopen om bij hun werkplek te komen (vanwege een tussenliggende gracht) werd er een metalen boogbruggetje aangelegd bij de Oudezijds Voorburgwal. Dat z.g. ‘Makelaarsbruggetje’ is er nog altijd. Het gebied werd algauw aangeduid als ‘de Tabakshoek’. De activiteiten waren vooral geconcentreerd in de Nes (dat was een smalle straat, parallel aan het Rokin en een van de oudste straten van Amsterdam. Er waren nogal wat kloosters gevestigd, die later als pakhuis fungeerden. In het laatste gedeelte van de Nes stonden nog vijf kloosters. Dat gedeelte werd ‘Het Gebed zonder End’ genoemd.
Daar vlakbij lag het tabaksbeursgebouw Frascati (nu theater).
Rein begon dus als jongste bediende, maar hij studeerde met een enorm doorzettingsvermogen door voor beëdigd tabaksmakelaar. Die positie bereikte hij via avondstudie, mulo, handelsavondschool en vakdiploma’s. Als enige in de sector werd hij via deze weg beëdigd als tabaksmakelaar.
Hij werd officieel ingezworen bij een rechtbank. Hij moest een eed afleggen dat hij naar ‘eer en geweten’ zou handelen.
Rein: ‘Ik werd volledig opgenomen in de kring van de 1e-hands makelaars’.
Hij mocht nu taxeren en adviseren bij de tabaksinkoop. Tabak werd per geheime inschrijving verhandeld. Er waren in die tijd wel 15 inschrijvingen per jaar; nu nog maar een.
Amsterdam met de Nes en het beursgebouw Frascati waren het centrum van de tabakshandel.
In 1950 werd Amsterdam, dat het centrum van de wereldtabakshandel was in de ban gedaan door de Indonesische regering. Dat had alles te maken met de Indonesische vrijheidsstrijd.

Bremen werd nu het centrum van de tabakshandel.
Voor Duitsland was dat een prachtkans. In het begin wisten ze daar niet hoe ze het precies aan moesten pakken. Algauw werden de Nederlandse makelaars ingeschakeld. Ze werkten vaak met een Duitse collega samen. Ook Rein werd geaccrediteerd. Met zoveel inschrijvingen ging hij heel vaak naar Bremen en bleef daar dan een aantal dagen. Vaak liep dat nog weer uit en hij was dan ook soms weken van huis. Rein was dus verplicht om samen te werken met een Duitse collega, maar het draaide er vaak op uit dat hij als Nederlandse makelaar gewoon zijn eigen gang kon gaan. Hij is misschien wel vijftig keer per jaar in Bremen geweest. Voor de Sumatra tabak moet je nog steeds naar Bremen. De Java tabak wordt niet meer via de beurs verhandeld. Er worden afspraken gemaakt met de lokale exporteurs. Zij kopen de tabak op bij de lokale boeren. Ze zorgen ook voor het sorteren, verpakken en fermenteren.

Hoe gaat dat taxeren in zijn werk?
Op lange tafels liggen tabaksbladeren waarvan de makelaar monsters neemt. Hierbij wordt de tabak gevocht en die wordt daardoor elastisch. De makelaar beoordeelt die monsters voor zijn klanten/ fabrikanten met betrekking tot kwaliteit en prijs. Rein geeft vervolgens advies aan de fabrikant. Hij stelt bv. voor om € 50,- in te schrijven voor een kg tabak. De fabrikant bekijkt of er nog concurrenten in de markt zitten en als hij de partij graag wil hebben geeft hij Rein de opdracht om bv. voor € 54,50 in te schrijven. Rein vult op het formulier het bedrag in en stopt die bieding in een brievenbus die in de beurs staat. De andere makelaars hebben daarin ook hun formulier gedeponeerd. Deze biedingen zijn geheim. Nadat de rode lamp brandt mag/kan er niet meer geboden worden. Na ongeveer een uur gaat er een gong en wordt omgeroepen aan welke fabrikant de partij gegund is.
Achter de brievenbus bevindt zich een kantoortje waar een Indonesische commissie de biedformulieren bekijkt. De hoogste bieder is spekkoper. Rein heeft als makelaar een soort ‘marktgevoel’ ontwikkeld. Hij geeft de adviezen aan de fabrikant en zorgt voor de service, hij is dienstverlener. Zijn woord is z’n woord. Hij adviseert over zaken waarbij veel geld omgaat en kan zich geen fouten veroorloven. Een voorbeeld: 80 kg Sumatra tabak (wel de beste van het zg. zandblad) vertegenwoordigt een waarde die gelijk is aan de prijs voor een middenklasse auto.

De pakhuizen stonden aan het IJ. De tabak kwam per schip uit Indonesië en werd overgeladen op dekschuiten, die wel bij het Rokin (de Nes) konden komen. In de vemen werden de schuiten met de hand gelost. Nu wordt de tabak per container aangevoerd.
Rein kwam ook in actie als er bij het transport waterschade was ontstaan. Hij moest die schade dan taxeren.

Ik leer ook nog het een en ander over de tabak zelf: Het groeit snel, na zes tot acht weken zijn de eerste bladeren rijp. Deze bladeren worden aan een dun touw geregen. Ze worden dan opgehangen in een droogschuur, waar ze ongeveer drie weken drogen. De bladeren worden dan bruin. Daarna begint het fermentatieproces.
Het fermenteren van de tabak is een proces waarbij druk en vocht een rol spelen. Het is nauwkeurig gecontroleerd broeiproces.
De bladeren worden op hele grote stapels (soms van 3000 tot 5000 kg) gelegd. Met thermometers wordt de temperatuur van de tabaksbladeren in de gaten gehouden. Elke dag wordt de temperatuur gecontroleerd.
Bij circa 50° C worden de stapels gekeerd: de onderste bladen worden bovenopgelegd. De bovenste bladeren komen onderop te liggen. De buitenste bladeren gaan naar binnen en binnenste bladeren naar buiten. Dit gaat zo maanden door!
Tenslotte wordt er op kleur en afmeting van de blaadjes gesorteerd. Bij dit proces gaan de bladeren soms wel 300 keer door de hand: plukken, aanrijgen, fermenteren, sorteren, inpakken. Ook wordt er nog wel gehersorteerd: soms zit er een afwijkende kleur tussen de al gesorteerde bladeren.