De badhuis-beheerder

Gerrit van Dijk.

 

Negentig jaar oud en een geheugen om jaloers op te zijn. Hij vertelt over zijn jeugdjaren.
Zijn vader was beheerder van het badhuis aan de Oudestraat.

D.v.Dijk was begonnen als sigarenmaker bij één van de grote sigarenfabrieken in Kampen.
Het was hard werken als sigarenmaker en dat werd steeds moeilijker: de winstmarges werden steeds lager voor de sigarenfabrikant. Dat werd dan gecompenseerd door of lagere lonen of harder werken. De sigarenmakers namen daarom wel tabak mee naar huis.

Ze sneden het omblad dan alvast voor, zodat ze de volgende dag meteen aan de slag konden. Dat was trouwens verboden.
Zijn vader Dirk was een echte ‘rooie’, oftewel lid van de S.D.A.P. Voor deze partij zat hij in de gemeenteraad en werd hij later wethouder.
De S.D.A.P. deed veel voor haar leden: ze probeerde te voorkomen dat haar leden in armoede zouden raken door de ‘gewone man’ te beschermen tegen verlies van inkomen door ziekte of werkloosheid.
De overheid moest ook zorgen voor betaald onderwijs.
Er werden allerlei verenigingen opgericht, die ‘het volk’ moesten ‘verheffen’: kiesverenigingen, volksbibliotheken, vrouwenverenigingen.De mensen moesten er vooral trots op zijn dat ze arbeiders waren. De natie werd gezien als een groot gezin, waarin alle burgers hun eigen plek hadden. Braafheid, oppassendheid in het werk, eerlijkheid, matigheid en zuinigheid zouden er als vanzelf voor zorgen dat het land als geheel verbeterd zou worden.

Dirk samen met echtgenote aan het loket

In Kampen was de Vereniging voor Volks- en Schoolbaden zo’n vereniging’ die de hygiëne van de bevolking hoog in het vaandel had. Het was een semi-overheidsinstantie, dus toen Dirk van Dijk benoemd werd als beheerder van het bad, moest hij zijn wethouderschap opgeven. Pas later werd die regel veranderd en kon hij toch weer als wethouder zijn partij vertegenwoordigen.
Het badhuis werd dus opgericht. Bij gebrek aan baden en douches was het met de ‘reinheid’ van de Kampenaren niet best gesteld. Eén keer per week in de wastobbe met het hele gezin was toch wel gebruikelijk. Om dat ’s winters niet te koud te laten zijn, werd de teil voor de kolenkachel gezet.
Het badhuis kwam op de plek, waar eerder een kleuterschool had gestaan. Die school was, bij gebrek aan kinderen, afgebroken.
Het badhuis was praktisch gebouwd: veel witte tegels. Je kwam binnen in de hal, daar was een kantoor met een luik en kaartjesautomaat. Bij de douches waren ook de w.c.’s. Handdoeken en zeep konden gehuurd/ gekocht worden, maar de meeste mensen namen die mee van huis. Je kon ook lid worden van de vereniging. Dat kostte dan fl.1,- per jaar. Dat leverde dan een behoorlijke korting op: je betaalde dan per keer 12 cent i.p.v. 18 ct.
Er waren 15 douchehokjes en 2 kuipbaden. Voor die laatste mogelijkheid moest uiteraard extra betaald worden. In de beginperiode waren de badhokjes voor mannen en vrouwen stikt gescheiden, maar later kon er ‘gemengd’ gedoucht worden (niet samen in één hokje).
Vaak waren er dan toch wel goed bekend staande Kampenaren, die het niet konden laten even over de zijkant van het hokje te kijken. Er werd dan beoordeeld hoe ‘schoon’ het andere geslacht was. Dat leverde dan weer veel gegil en toestanden op. De nieuwsgierige stadgenoot werd onmiddellijk verwijderd. Opvallend was wel, dat er nooit vrouwen verwijderd hoefden te worden. Gerrit van Dijk: ‘Vaak waren het de deftige oude mannetjes’. Zonder gevaar was het zeker niet, want de tegels waren erg glad, maar het was de moeite blijkbaar meer dan waard.
Om verdere toestanden te voorkomen werd de timmerman ingeschakeld en werden er latten boven de hokjes aangebracht.
Het badhuis was op maandag en dinsdag gesloten. Er werd dan druk schoongemaakt. Dirk moest alles afspuiten. Op woensdagmiddag was het bad ook open (de schooljeugd was dan immers vrij). Verder op donderdag, vrijdag en zaterdag.
Bij binnenkomst kocht je een kaartje en kreeg je een nummer. Vaak waren er teveel liefhebbers: die zaten dan in de wachtkamer te wachten op hun beurt. Op de buitenkant van de deuren van de douchehokjes was een wijzer bevestigd, die met de hand bediend moest worden. De beheerder stelde de wijzers in en een half uur later moest je plaats maken voor de volgende klant. Dirk van Dijk tikte op de deur en spoelde dan eerst de douche schoon.
In de oorlog legden de Duitsers beslag op het badhuis. Zij wilden douchen op de momenten, dat het hun uitkwam. Zelfs vanuit Wezep kwamen de Duitse militairen naar Kampen om te douchen. Het is onduidelijk of ze wel of niet betaalden. Er kon via de ‘open’ bovenkant met elkaar worden gecommuniceerd. Vaak waren de Duitsers nogal luidruchtig en kon iedereen meeluisteren. Aangezien er natuurlijk meerdere gesprekken gaande waren, was het niet altijd duidelijk wat de ander zei. Er werd dan natuurlijk ‘was’ geroepen. De Nederlandse badgasten begonnen dan terug te roepen: ‘Was?’. ‘Moet je aan je kont smeren dan kun je naar Engeland glijden’.

Ook Gerrit werd ingeschakeld

Het gevaar voor kwaaie Duitsers was miniem, want vaak verstonden ze geen Kampers.
Soms was het badhuis gesloten vanwege de vakantie. Gerrit van Dijk had op de HBS Duits gehad en schreef dan met mooie Duitse krulletters: ‘Wir haben Ferien’.
De Duitsers waren daar niet van gediend. Iemand van de Grüne Polizei bonsde op de deur en liet zijn ongenoegen merken: ‘Ferien, wir haben auch kein Ferien’.
Van Dijk zei nog: ‘Wir wohl’ en gooide de deur dicht. Hij had een vast salaris. Iedere maandag kwam een gepensioneerde schoolmeester langs om de kas op te maken. Hij heette ‘Kale’ en ging met de bijnaam ‘Elak’ door het leven.Hij was van christelijke huize.
‘Het was nogal een ‘zware’. Op zijn leeftijd was hij nog zeer geïnteresseerd in
het vrouwelijk geslacht. Als er een mooie meid langs kwam, waren de cijfertjes even minder belangrijk en zei hij: ‘Die is de zunde nog wel weerd’.