I Gusti Ngurah Rai II

We zijn een jaar verder. Ik heb veel onderzoek gedaan in archieven (Bronbeek, het Nationaal Archief, het Stoters Archief in Assen en het Nederlands Instituut voor Militaire Historie).

luitenant-kolonel Termeulen (links vooraan) in het midden generaal Spoor

Verder heb ik op verzoek van I Gusti Gede Yudhana (Rai’s zoon) eindeloos gezocht naar foto’s van de slag bij Marga. Kaarten, foto’s en documenten wil ik weer afgeven bij zijn Y.K.P.- kantoor (deze organisatie houdt zich bezig met de begeleiding van veteranen). Ik maak een afspraak en ben om 10.30 uur welkom. Er ontstaat enige verwarring als ik daar keurig op tijd aankom. Rai’s zoon heeft een belangrijke bespreking. Het is bloedheet in de ruimte waar ik wacht op de dingen die komen. Alle tijd om even wat rond te kijken. Er hangen foto’s van voorzitters van de oud-strijders vereniging en in een kast staan bekers van sportwedstrijden in Marga. Ze hebben nogal te lijden gehad van het vocht.  De receptioniste (haar werkplek bevindt zich achter een paar schotten) vindt het heel vervelend, dat ik moet wachten. Ze spreekt gelukkig Engels. Ze voorziet me van bekertjes water, maar waarom zet ze die ventilator niet aan? Ze vraagt me honderduit over wat ik van het Indonesisch eten vind. Gado, gado en nasi goreng passeren de revue. 

 

foto: Nationaal Archief

Haar favoriete gerecht is babi guleng (varken aan het spit). Ze blijkt ook van scherpe sambal te houden. Na drie kwartier raakt de gespreksstof uitgeput en ze verdwijnt achter het schot om aan het werk te gaan. De klok tikt door en ’t wordt warmer en warmer. Het zweet breekt me aan alle kanten uit. Ik krijg thee aangeboden en als ik, op de vraag of ik Bali koffie lekker vind, bevestigend antwoord ook nog koffie. Eensklaps gaat de deur open en komt er een jongedame naar buiten, die even met de receptioniste praat en dan hard naar buiten loopt. Er wordt een lerares ‘gearresteerd’. Zij moet vertalen. Na anderhalf uur wachten is het dus eindelijk zover. Rai’s zoon weet zich ons gesprek van een jaar geleden niet te herinneren. Hij snapt niks van de stafkaart en probeert dat in het Engels duidelijk te maken. Hij is wel gebiologeerd door de foto van de slag bij Marga. De hulp van de lerares schiet ook tekort. Er moet maar een vriend aan te pas komen om alle kaarten en documenten te bekijken. Dus professor Windia wordt gebeld. De afspraak was dat hij er  trouwens ook bij zou zijn. Helaas, hij is op dit moment niet bereikbaar. Ik zal hem dan mijn vragen maar per E-mail stellen. Heel snel krijg ik de volgende dag al antwoord. Eerst verontschuldigingen en nog eens verontschuldigingen, maar wie ben ik om met mijn Nederlandse achtergrond van ‘afspraak is afspraak’ hem de les te lezen. Er moet een nieuwe afspraak gemaakt worden en dat blijkt lastig want het is bijna Kuningan (een feest, dat erg belangrijk is voor Hindoes). De banken, postkantoren en overheidsgebouwen zijn 10 dagen gesloten. De vragen in de mail zullen dan wel aan de orde komen.

Dus wordt er opnieuw een afspraak vastgelegd. Een week later ben ik weer welkom. De taxichauffeur, die mij brengt, is enigszins anti-moslim: ‘ze vinden alles ‘haram’, maar ondertussen doen ze zelf alles wat in de koran verboden is’. Hij besluit zijn beweringen steeds met ‘bullshit’. Vol goede moed kom ik weer op het kantoor van de oud-strijders, maar waar zijn ze? Ik loop het hele kantoor door: niemand te zien. Als ik weer naar buiten ga loopt daar toch de assistent, meneer Wayan, rond. Hij is duidelijk niet op zijn gemak en weet me duidelijk te maken dat iedereen ‘very busy’ is. Professor Windia wordt weer gebeld, maar hij heeft een heel belangrijke afspraak, is wel op kantoor geweest en is vijf over negen weggegaan (de afspraak stond voor half tien!). Er komt nl. een museum bij Masceti Beach. Meneer Windia is gekozen als expert voor dat Subak museum en heeft een afspraak met de regent van Gianyar. Meneer Wayyan vraagt me een nieuwe afspraak te maken, maar daar heb ik geen tijd voor (lees: ‘geen zin’). Wel wil ik nog graag de foto’s die vorige week gemaakt zijn en die mij toegestuurd zouden worden. Het kost nog een half uur voordat dat 

'Overleg' met Rai's zoon

goed duidelijk is en de assistent scrolt zijn duimen uit het lid voor hij ze vindt. Via zijn beeldschermpje rollen mij alle feestelijkheden van de afgelopen week voorbij. ‘Wil ik echt geen nieuwe afspraak maken?”

majoor König met Balinese danseres

foto: N.I.M.H.

‘Nee’. Meneer Wayan geeft me nog een aantal Indonesische boekjes mee. Mijn vrienden bij de veteranen zullen me toch echt moeten helpen bij het vertalen. De documenten, kaarten en foto’s zal meneer Wayan aan professor Windia overhandigen. Ik bedenk ondertussen dat ik meneer Windia wel weer mail. Dat doe ik bij thuiskomst in Sanur. Er volgen vele excuses, want hij was er echt wel geweest, maar moest de klok in de keuken nog maar eens bekijken, want die liep waarschijnlijk voor. De antwoorden op mijn vragen per E-mail geven toch wel weer een duidelijker beeld van de gebeurtenissen in 1946. De vriendschap tussen Rai en König blijkt wel uit het feit dat König na de nederlaag tegen de Japanners door Rai geholpen wordt Indonesië te ontvluchten. Hij gaat via Celukan Bawang Port (west Buleleng) naar Australië. Kapitein (majoor) König zelf onderschrijft dat in zijn verslag over de gebeurtenissen bij Marga. I Gusti Bagus  Saputera vermeldt dit in ons gesprek nog nadrukkelijk, maar Rai’s zoon is een heel andere mening toegedaan. Hij was samen met zijn moeder en twee broertjes gevangengezet toen zijn vader zich niet meldde na de brieven, die luitenant kolonel Ter Meulen en König gestuurd hadden. Ze werden aanvankelijk heel slecht  behandeld. 

 

Bovendien werd hun huis op bevel van König in brand gestoken. ‘Dat gebeurde bij iedereen, die banden had met de vrijheidsstrijders’, aldus Rai’s zoon. Volgens  hem was König een strakke militair, maar verzachtte Ter Meulen het regiem. Er speelde echter nog iets anders: Tjokorde Gede Rai (een vroeger districtshoofd) en Tjokorde Rai Poedak uit de omgeving van Ubud werden door de Nederlanders gearresteerd. Zij waren onverzoenlijke ‘opstandelingen’ en haatten de zelfbestuurder van Gianyar. De Nederlanders, aldus, kapitein König, leverden deze twee over aan de zelfbestuurder van Gianyar. Dit omdat hij meestal wel binnen een dag informatie zou loskrijgen. 

het vrijgeleide

weekrapport inlichtingendienst

Na de slag bij Marga van 20 november 1946

Ze werden opgehaald door de politie van Gianyar en volgens König ‘neergelegd’ toen ze wilden vluchten. De waarnemend zelfbestuurder was van mening dat Rai zich (ondanks alles) toch nog wel onderwerpen. Vandaar dat besloten werd de al eerder genoemde personen er op uit te sturen met een vrijgeleide. Zij konden alle bekende schuilplaatsen Van Rai afzoeken of contact via vrienden proberen te krijgen. Er was nog wel een risico aan verbonden, want de vier waren zeer zware jongens en de poeri (waar de gevangen genomen verzetsstrijders waren ondergebracht) kon niet voor het vertrek van de Y- brigade leeggemaakt worden, omdat Rai dan zeker niet zou komen. Het schriftelijk vrijgeleide was geldig tot 1 november. Op 2 november, als Rai zich niet gemeld had, zou dan de schifting in de poeri plaatsvinden. Als extra maatregel zou de M.P. de nachtwacht in de poeri op zich nemen. Zonder medeweten van de zelfbestuurder bewaakte ook de M.V.D. (Militaire Veiligheidsdienst) in het geheim de poeri. Op 31 oktober om 20.00 uur kwam de waarnemend zelfbestuurder bij König en overhandigde hem de 4 schriftelijke vrijgeleides. Alle vier personen hadden zich weer gemeld. Ze hadden geen contact gehad met Rai. De zelfbestuurder had nog steeds hoop dat Rai zich zou melden. De volgende dag werd met de zelfbestuurder besproken dat de schifting in de poeri plaats zou vinden. Hij was daar zeer teleurgesteld over en het kostte uren voordat ze tot overeenstemming kwamen. 

Er werden 38 ‘gevangenen’ in de gevangenis gezet, 33 anderen afkomstig uit Gianyar kwamen ook tijdelijk in de gevangenis tot ze door de zelfbestuurder van Gianyar geselecteerd zouden zijn, 13 werden in de poeri geïnterneerd, 60 werden vrijgelaten. De verblijfplaats van Rai is een raadsel volgens König. Misschien zat hij al op Java.

G.d.M.: In het verslag van kapitein König worden ‘waarnemend zelfbestuurder’ en ‘zelfbestuurder’ steeds afwisselend gebruikt (voor de zelfbestuurder van Badung).

G.d.M.: Waarschijnlijk heeft volgens professor Windia toch wel 1 van de boodschappers Rai bereikt. 

Verslag van majoor König

I Gusti Gede Yudhana heeft volgens professor gevangen gezeten (met zijn moeder en twee broertjes) in het politiebureau van Gianyar. Ze kregen daar een week lang geen eten of drinken. Ze sliepen in een vochtige kamer naast het toilet. Als zijn jongste broertje, die nog maar een baby was, huilde, werd de N.I.C.A.-soldaat heel kwaad op zijn moeder. Overste Ter Meulen zorgde ervoor dat ze netjes werden behandeld. Meneer Windia bevestigt dat het huis van Rai in brand werd gestoken. Toen zijn gezin vrijgelaten werd, zwierven ze van het ene huis naar het andere. Ze hebben lang in Denpasar gewoond in Puri Satrya. Rai’s zoon heeft nu een koffieplantage ten noorden van Ubud. De temperatuur is daar ideaal voor de koffieteelt. Hij heeft een eigen fabriek. De koffie wordt o.a. uitgevoerd naar Zuid-Korea. In de archieven vond ik een aantal van de brieven die luitenant kolonel Ter Meulen en kapitein König schreven aan Rai. Ook vond ik ( vermeld in een ‘buitengewoon inlichtingenrapport betreffende I Goesti Ngoerah Rai’) een verslag over een vrijgeleide voor vier vrijheidsstrijders, die er op uit gestuurd werden om contact te zoeken met Rai. Zie hierboven. Gerard Casius, een van de grootste specialisten van de Indische luchtvaart, schrijft daarover in ‘Stabelan’ een tijdschrift voor oud Knil-militairen (het maleise woord ‘stabelan’ betekent artillerie), dat het niet onmogelijk was dat er meerdere vliegtuigen bij de strijd werden ingezet. Kapitein Treffers schrijft echter in de Volkskrant van 4 dec. 1985, dat hij niets weet van een 

bommenwerper of jachtvliegtuig. Hij denkt dat er handgranaten vanuit het vliegtuigje gegooid werden. Kapitein Treffers was hoofd van de Inlichtingendienst van de op Bali achtergebleven Gadja Merah. In ‘Bali berjuang’ (Bali worstelt zich vrij) wordt beschreven dat de mannen de Pipercub beschoten, die daarop verdween. ‘Enige uren later hoorden ze plotseling de geluiden van vliegtuigen’. Er is sprake van jagers en bommenwerpers. Volgens dit relaas vielen ’s middags ‘bommen en granaten als een regen op het slagveld’. Het  Indonesisch-talig dagblad de ‘Bali Post’ beschrijft in 1982! ‘Plotseling is in de verte het lawaai te horen van machines in de lucht. Er verschijnen bommenwerpers en gevechtsvliegtuigen. De mannen worden beregend met bommen en mitrailleurvuur. De vlakte wordt verduisterd door ontploffende treffers en traangas.

 

afbeeldingen hieronder: 

 

  • Telegram generaal Spoor (legercommandant Nederlands-Indië)
  • Telegram majoor De Bruyne (commandant Nederlands Mariniersbrigade)
  • Verslag van de Actie
  • Regeringstelegram koninklijke onderscheiding
  • Voorlopige lijst gesneuvelden bij Marga.

Tenslotte: Het blijft onduidelijk waarom I Gusti Ngurah Rai zich aansloot bij de verzetsbeweging.
In de brief van 3 mei van kapitein König staat dat hij en luitenant-kolonel Ter Meulen wel weten waarom Rai de zijde koos van de vrijheidsstrijders. Maar waarom deed hij dat? Rai zelf spreekt in zijn brief over ‘het volk’. Wil dat zeggen dat hij zich het lot aantrok van de boeren? Wilde hij misschien een einde maken aan de bevoorrechte positie van de Balinese aristocratie? Zij werden immers door de Nederlanders bevoordeeld en uitgespeeld tegen elkaar.
Er werd hem door overste Ter Meulen een hogere rang aangeboden. Was hij ontevreden over zijn rang?
Ook professor Windia weet niet wat de beweegredenen zijn van Rai om zich tegen de Nederlandse aanwezigheid te keren. Ook op Bali wordt daarnaar gegist.