Johnny v. Gurchom

H.J. (Johnny)  van Gurchom geboren op 30 oktober 1934 in Magelang op midden Java.

 

Johnny’s ouders hebben elkaar ontmoet in een van de weeshuizen van Pa v.d. Steur. Andreas Alphonses (Bart) van Gurchom was geboren op Ambon en Martha Antoinette Halawane op Bali (Denpasar). Zij was verpleegster in het weeshuis waar Bart werd ondergebracht.

Johnny van Gurchom

Op voorspraak van Pa van der Steur mocht Johnny’s vader dienst nemen bij het KNIL. Dat was wel in de lijn van de familietraditie, want ook zijn vader had al bij het KNIL gediend.
Johnny is hun vierde kind.
Eerder waren Arie, Ferdinand Norbertus en Irene geboren. Na hem worden nog een zoon (William Salmon) en een dochter (Yvonne Antoinette) geboren.

opa (Andreas Norbertus) en oma (Ronie) van Gurchom opa was afkomstig uit Tilburg oma uit Tangerang (Java)

Hun ouders scheiden in 1946 en vader Van Gurchom trouwt in Medan
(op Sumatra) voor de tweede keer. Zijn tweede vrouw Sow Ih Lim is Chinese van geboorte. Ook uit dit huwelijk worden zes kinderen geboren. Al deze kinderen zijn nog in leven.

Na hun komst naar Nederland gaat hij met zijn tweede vrouw in Raalte wonen. Omdat ze rooms- katholiek zijn is dat een goede keus, want in Raalte en omstreken woont een behoorlijk grote r.k.- gemeenschap.
Vader Van Gurchom stuurt ze trouw naar de kerk. Zelf gaat hij echter niet.
De pastoor komt bij hen thuis om daar over te klagen.
Johnny’s vader wijst hem onmiddellijk de deur.

Johnny heeft met zijn broers en zusters het langst op Sumatra gewoond, maar omdat zijn vader bij het KNIL ‘zat’ werd er vaak verhuisd.
Zo hebben ze o.a. gewoond in Soerabaja, Malang, Batavia, Medan, Siantar, Tebingtinggi. De laatste drie plaatsen liggen op Sumatra.
Ook hebben ze nog in Sabang gewoond. Dat is de meest westelijke stad van Indonesië. Deze stad behoort tot de provincie Atjeh.

In de oorlog belandt het gezin in een Jappenkamp. Johnny is dan acht jaar. Ze hadden steeds hun toevlucht gevonden bij familie en kennissen, maar werden verraden en opgepakt. De Japanners hadden te horen gekregen, dat vader Van Gurchom in het KNIL diende.
Hijzelf was al gearresteerd en naar Birma getransporteerd om daar aan de spoorweg te werken.
Tijdens de Japanse bezetting woonden ze (bewaakt door de Japanners en Koreanen) in een aparte wijk. Dat kamp (Poeloe Brayan) lag 8 kilometer ten noorden van Medan. Johnny: ‘Het was zo’n wijk als nu Brunnepe’. Het kamp was onderverdeeld in blokken. Als je pech had of als je straf kreeg werd je naar zo’n slecht blok gestuurd. Blok E was zo’n gedeelte waar je maar beter niet kon ‘wonen’. Het was er vaak een grote modderpoel.

vader Van Gurchom

Johnny's oma, tante, ooms en moeder (rechts)

Het eten was er niet al te best, want de Japanners stuurden alle rijst naar Japan. De kampbewoners kregen voornamelijk maïspap en hadden eigenlijk altijd honger.
Wel mocht je met een rood-wit embleem op je mouw het kamp uit. Zo konden ze nog wel eens aan wat extra eten komen.
In het kamp raakt Johnny geblesseerd aan zijn grote teen (tijdens een voetbalwedstrijdje). Hij heeft nog geluk dat zijn moeder verpleegster is, maar in al die kampjaren kon hij niet goed lopen.
‘Mijn teen is nu nog verrot’, vertelt Johnny.
‘De maden krioelden in de wond. Ook moest ik goed opletten voor ratten, want die hadden veel belangstelling voor mijn teen. Mijn oudste broer werd naar een jongenskamp overgeplaatst. Dat was heel erg voor mijn moeder: Hij werd wel 300 km verderop in een kamp gestopt.

Eigenlijk moest ook mijn tweede broer weg, maar de Japanners konden hem goed gebruiken.
Hij had namelijk geleerd met karbouwen om te gaan en kon met zo’n karbouwenkar het vuilnis vervoeren. Toen ik wat ouder was ben ik hem gaan helpen.’ vertelt Johnny.

Tijdens de Bersiap periode zetten de Japanners prikkeldraad om het kamp heen om hen tegen de Indonesiërs te beschermen.

Na een jaar trokken de Japanners zich echter terug en moesten ze zelf voor de beveiliging zorgen.
Ook Johnny’s oudere broer hielp daarbij.

Johnny: ‘Ze hadden zich bewapend met messen en sabels, vuurwapens hadden ze niet’.

Als zijn vader terugkomt uit Birma wil hij graag naar Sumatra (Medan).Hij was ook wel erg veranderd door wat hij daar had meegemaakt.
‘Hij ging toen veel drinken!’, aldus Johnny.

Johnny met broers en zuster

Op Sumatra zijn er vlak voor hun evacuatie eigenlijk drie kampen:
Een kamp voor de Nederlanders vlakbij het vliegveld in Polonia, een kamp voor de Indo’s (kamp ‘K’). Dat kamp kreeg die aanduiding, omdat het bij de kampong Kling lag. Verder was er nog een kamp voor Ambonezen (Benteng).
Johnny’s vader was erg verontwaardigd, dat ze in het ‘Indo-kamp’ terecht kwamen, want hij was toch ook een echte Nederlander!

Van Medan gaan ze uiteindelijk naar Nieuw-Guinea. Met een Australisch passagiersschip de
‘New Australian’ gaan ze via Batavia naar Nederland.
Ze worden ondergebracht in een kamp in Nieuw Gennip. Johnny: ‘Mijn vader was daar slecht over te spreken, want hij had al in een aantal kampen gezeten’. Pas als ook de Ambonese militairen terugkomen krijgen ze een eigen huis toegewezen.

In Gennip gaat Johnny werken bij ‘Page’ (Papierfabriek Gennip).
Met twee broers(Arie en William Salmon) staat hij aan de lopende band. Arie draaide de machine, ik plaatste de kokertjes en William Salmon pakte in. Als het nodig was hielp ik ‘m ook met inpakken’.

In Nederland zijn ze hem niet vergeten, want Johnny moet in 1952 voor zijn nummer in dienst.

opa en oma van moeders kant, oma komt van Java en opa van Ambon

Hij wordt ingedeeld bij het Garde Regiment Jagers. Na twee jaar tekent hij voor zes jaar bij.
Hij gaat naar de kaderschool in ’s Hertogenbosch (de Frederik Hendrik kazerne).
Hij oefent daar in Brabant in de Drunense duinen en maakt kennis met het carnaval in het zuiden.

‘Ik werd sergeant en mijn vader was erg blij! Eigenlijk ging ik die zes jaar in militaire dienst voor mijn vader.
Zelf tekende mijn vader nog drie jaar bij in Nederland. Hij werd toen bevorderd tot onderluitenant.

Mijn vader was wel erg streng. Als je iets had uitgehaald kreeg je een paar klappen met de mattenklopper. Nou dat viel nog wel mee, want even later kon ik weer vrolijk buiten spelen.
Maar hij zette me ook wel eens in de hoek, ik moest dan mijn oren vasthouden en met het gezicht naar de muur staan.
Hij bedoelde het goed. Als ik wat van hem nodig had kon ik ook bij hem terecht’, aldus Johnny.
Johnny herinnert zich: ‘In Indonesië heb ik best een leuke tijd gehad. Waar ik nog wel eens aan moet denken is het pak slaag dat mijn broer kreeg van een Japanner..

Mijn broer had er niet aan gedacht om voor hem te buigen. Hij gaf hem een beuk in de rug met de kolf van zijn geweer. Hij viel voorover, ik rende erheen en moest huilen. Maar die Japanner schreeuwde dat ik moest maken, dat ik wegkwam!
Ik denk niet vaak aan die tijd, maar droom er wel van. Vaak begin ik in mijn slaap te schreeuwen.
Ik stond zelfs een keer op de muur te beuken!!! Gelukkig hebben mijn buren er geen last van’.
Tenslotte: ‘Ook mijn moeder kwam met haar man naar Nederland.
Zij gingen in Zwolle wonen.Met mijn broers en zusters erbij gerekend kreeg ze in totaal negen kinderen. De laatste drie (dochters) samen met haar tweede man.Mijn familie komt oorspronkelijk uit Tilburg. Ik ging daar samen met mijn broer op bezoek en ze beloofden ons een lekkere Indische maaltijd.

John met pet, links naast hem zijn broer Arie, rechts zus Yvonne, zijn 2e moeder met Fons' broer William, vader Van Gurchom en zusje Oly

Johnny's moeder met haar tweede man (Herman Vredevoogd) en drie dochters

Het werd rijstepap met pruimen. Nou aten we dat ook wel eens in Indië, maar we hadden er ons wat anders bij voorgesteld.
Wij keken er onze ogen uit trouwens: Witte Nederlanders als familie.
Zij deden dat ook: wennen dat die jongens met een bruin kleurtje ook Van Gurchoms waren!