Dries: ‘We kregen onregelmatigheidsgeld. Soms was een van onze collega’s ziek en moesten wij zijn loon brengen. Hij had dan afgesproken dat we wel zijn gewone loon mochten afgeven, maar niet die onregelmatigheidstoeslag. Zijn vrouw mocht niet weten dat hij dat geld ook nog kreeg’.
Barend begon, zoals gezegd, na zijn diensttijd bij de Post. Ook hij werd niet meteen in het walhalla van de ‘echte’ postbestellers toegelaten. Eerst kwam hij in de reservegroep.
Hij werd eerst ingezet als vervanger. Dat was dan vaak voor iemand die ziek was of vakantie had.
Op deze manier leerde hij wel het vak en vooral ook de wijken kennen.
Barend herinnert zich dat toen hij in vaste dienst werd aangenomen een contract tekende met de voorwaarde, dat ze ook drie maanden in het westen van Nederland moesten werken. Er was daar namelijk een groot tekort aan bestellers. Deze bepaling was een jaar van kracht. ‘Ik heb er in 1966 drie maanden samen met Dolf van de Weerd gewerkt. We werkten in het Oosterdok kantoor. Wat hebben we er een avonddiensten gedraaid! We sliepen in een kosthuis aan de Prins Hendrik kade. Dat was niet al te ver van ons postkantoor. Sommige Amsterdamse collega’s vonden het maar niks. Zij vonden dat de Post het personeelsgebrek anders moest oplossen. Ook waren er veel collega’s uit Enschede. Zij vertelden dat daar extra personeel was aangetrokken om in het Westen te gaan werken’.
Hoe zag zo’n dag er voor de postbestellers uit?
Om half vijf ’s morgens kwamen de uitpakkers (3) in actie. De post was dan al in zakken aangevoerd. Die zakken werden leeggegooid op de storttafel. Op die tafel werd de post al geselecteerd in fijne post (brieven) en grove post (kranten, weekbladen en grote stukken).
Er waren acht voorsorteerkasten.
Een uur na de uitpakkers kwamen de voorsorteerders. De oudere bestellers zaten in de zg. voorsorteergroep. Acht man sterk. Zij werden beter betaald.
Ze kregen een toeslag van 12%. Het waren mannen van aanzien. Zo gedroegen ze zich trouwens ook.
Ze gooiden er ook de portbrieven uit tijdens het sorteren. Als ze zwaarder waren dan 20 gram werden de brieven gewogen en extra beport. De besteller moest die in het begin betalen aan de hoofdbesteller en weer terugontvangen van de mensen waar de brief voor was.
Die hoofdbesteller bepaalde ook de toeslagen voor zijn mensen. Er waren toeslagen van 5%, 8% en 12%. Later werden ze afgeschaft. Dries: ‘Dat was maar goed ook, want de mensen werden tegen elkaar opgezet.
De lonen waren laag vergeleken met het bedrijfsleven.
Minister Toxopeus zorgde ervoor dat daar verandering in kwam. Hij was notabene van de VVD.
Hoe zag een werkdag eruit voor de ‘gewone’ besteller? Zij konden in ploegen worden ingezet.
De nachtdienst begon om 22.00 uur en duurde tot 06.00 uur.
De post werd dan alvast voorgesorteerd. Die post was dan om twaalf uur of ook wel om twee uur of drie uur ‘s nachts aangevoerd.
‘Als er niet ‘nachts niet al te veel post binnen kwam gingen we altijd kaarten (hartenjagen). De inwendige mens moest ook niet vergeten worden, dus de snackbar van Jansen had een goeie klant aan ons. Er werden bamiballen of schnitzels opgehaald. We waren met jongens onder elkaar en probeerden elkaar wel op te draaien. Het gevolg was dat er jongens vanaf de Lange brug in de IJssel sprongen of in de masten van de schepen, die aangemeerd lagen, klommen. Je moest er ook niet van opkijken als ze samen nog aan de borrel of het bier gingen’, vertelt Dries.
De dagdienst begon om zes uur.
Er was dan al veel voorwerk gedaan door de uitpakkers en de voorsorteerders.
Tussen zes uur en acht uur werd de bestelling ‘gezet’ door de bestellers. Zij gingen de straat op en als ze het geluk hadden een gemakkelijk rondje te krijgen, waren ze soms al om elf uur klaar.
’s Middags was er dan nog een tweede bestelling.
Het ‘Graafschap rondje’ was favoriet. Dries: ‘Daar waren we wel eens om negen uur klaar’. Vooral op zaterdag morgen was de Nieuwe weg in IJsselmuiden erg gewild.
We maakten deel uit van een groep bestellers van 5/6 man. We hadden hetzelfde rooster en vaste wijken’.
Barend: ‘Je had het net over de Nieuwe weg , daar waren we dan om half tien al wel klaar’.
‘Ja, we probeerden natuurlijk de kortste route te vinden. Als we van de Bosjessteeg naar de Sonnebergweg moesten, gingen we langs de kortste weg. We reden dan vaak langs het Kamper spoorlijntje en konden zo veel tijd winnen. Dat werd door de machinisten van de trein niet bepaald gewaardeerd. Zij belden dan weer met onze baas en er werd ons vervolgens voor de zoveelste keer verboden daar langs te fietsen’.
‘Iedere groep had ook altijd een buitenbestelling. Het Kampereiland was in tweeën verdeeld: links en rechts van de Geute. Verder waren er nog de Koekoek, het Haatland en Kamperveen.
Bij de familie Post op Kamperveen daar moest en zou je koffiedrinken.
Moeder Post sneed dan met een groot mes een plak van het krentenbrood af (dat ze tegen haar buik hield).
Als je een keer niet stopte voor de koffie werd je dat wel ingewreven, niet Barend?’