De typograaf

Werken met plezier en dat zonder loopbaanadvies, beroepskeuzetest en schooldecaan. Letterzetter/ typograaf: een baan voor het leven. Een beroep waarbij je de hele dag in spiegelbeeld leest.

Hij is nu in de tachtig, Piet Boers, goed bij de tijd: de jaartallen vliegen over tafel. Hij werkte als typograaf bij de firma Kok. Na de lagere school ging hij naar de mulo in de Wilhelminalaan. Wel met een taalachterstand, want in de oorlog was het niet zo best gesteld met het onderwijs. Bovendien was het niveau op de Julianaschool (de lagere school van meester Nijboer en juffrouw Nip) wel voor verbetering vatbaar.

De Duitsers vorderden het gebouw.
Er werd verteld dat ze daar varkens hielden, maar of dat waar was? De leerlingen weken uit naar de Nieuwe Marktschool. Als er luchtalarm was doken ze onder de banken. In de IJssel lagen nl. een paar Duitse kanonneerboten, die de overvliegende vliegtuigen beschoten. Dat riep natuurlijk weer reactie op en werden die boten op hun beurt weer beschoten. Nog later werden de leerlingen overgeplaatst naar de school aan de Wilhelminalaan. De Hongerwinter van 1944 was ook funest voor Piets leerprestaties. Uiteindelijk was de taalachterstand er de oorzaak van dat hij in de tweede klas voorwaardelijk overging. Maar dat was een noodoplossing en na een paar maand werd hij teruggezet naar de tweede klas.
Nu grijpt zijn vader in en gaat voor hem op zoek naar werk. Er moeten veel monden gevoed worden in het gezin en het zou fijn zijn als ook Piet zijn bijdrage levert. Via kennissen bij de fa. Kok komt hij bij die firma binnen. Hij is dan vijftien jaar en gaat het handzettervak leren.
Woorden als letterkast, kapitaal (hoofdletter), onderkastletters, getekende letters worden nu dagelijkse kost. Even ter verduidelijking: onderkastletters worden ook op de werkvloer wel o.k.-letters genoemd en getekende letters zijn strepen, accolades, puntjes op de ‘e’ en ‘i’. De letters waren verzameld in een letterkast. Die letterkast was verdeeld in vakken. In de grootste vakken lagen de veelgebruikte letters zoals de klinkers. Ook woorden als zetbreedte, zethaak, augustijn, afzetdruk en dieptedruk worden dagelijkse kost. Het was het werk van de letterzetter om die woorden op een loden staafje,de zethaak, te zetten. Soms moest er nog iets gecorrigeerd worden. Dat gebeurde dan met een correctietang, maar zo kon je de letter beschadigen. De correctietang werd daarom ook wel de ‘lettermoordenaar’ genoemd. Die letters gingen dan terug naar de letterkast. Ze gingen rechtstreeks naar een speciale bak die de naam ‘hel’ kreeg.

Piet volgt een opleiding aan de grafische school in Zwolle en daarna drie jaar in Zutphen.
Het examen is niet echt moeilijk al valt het niet mee voor de Kampenaar. In Kampen worden vooral boeken gedrukt. Er is daarom wel verschil met de andere grafische bedrijven (handelsdrukkerijen) waar ze bv. folders, nota’s en rekeningen vervaardigen.
De mensen van deze bedrijven waren bij het examen toch wel in het voordeel. Maar slagen doet ie!!! Overigens werd de opleiding betaald door de fa. Kok.
Na eerst als letterzetter gewerkt te hebben gaat Piet Boers aan het werk als regelzetter. Piet had een aantal taalcursussen gevolgd en was gaan studeren aan de handelsavondschool.

Hij haalde daar zijn middenstandsdiploma en deed ook Engelse en Nederlandse correspondentie. Dat was wel in zijn voordeel toen hij machinezetter wilde worden. Hij gaat werken aan de loodmachine d.w.z. dat hij aan een soort typemachine zit. Met die machine kunnen complete letters tekst gezet worden. Als de complete regel gezet was, werd de regel gegoten.
Het toetsenbord lijkt in niets op het toetsenbord van een computer. Links de kleine letters (onderkastletters), rechts de hoofdletters (kapitalen). Ook de speciale tekens en de spaties zitten rechts.
De hele dag zit hij in een ruimte met weinig ventilatie, dampende loodpotten en veel loodstof. Bepaald ongezond. ‘Maar zo ging dat in die tijd’. Het lood werd vloeibaar gemaakt op een temperatuur van 280 graden Celsius. De mensen, die het lood smolten kregen het advies veel melk te drinken tegen loodvergiftiging. De smelters kregen die melk gratis aangeboden van de firma. Piet verdient nu meer dan hij als handzetter verdiende. Hij krijgt in plaats van fl. 1,- per uur nu fl. 1,10. Het lijkt niet veel, maar het was toch 10% loonsverhoging. Van zijn brutoloon ging nog veel af. Er moest worden betaald aan het pensioenfonds en ook aan het Algemeen Sociaal Fonds. Verder was er nog het particuliere fonds ‘Onze Gezondheid’. Dat was specifiek voor de grafische sector bestemd. Het fonds had een eigen herstellingsoord in Zeist. De werknemers moesten naar dat herstellingsoord, omdat er vanwege het werken met inkt en lood vaak t.b. bij hen voorkwam. Verder kregen zwangere vrouwen versterkende middelen verstrekt via dit fonds. Ook nu het fonds is opgeheven (het geld, dat nog in het fonds zat is overgeheveld naar het ASF) zijn er nog allerlei voordelen: zo krijgt Piet een hoge tegemoetkoming voor zijn hoorapparaten.
De werkweek duurde 48 uur. Er werd dan gewerkt van acht uur tot half een. Na een pauze van anderhalf uur werd dan nog gewerkt van twee tot zes. Ook op zaterdagmorgen werd nog gewerkt. Later werkt Piet ook wel in ploegendienst. Dat was dan van 6.00 uur tot 13.00 uur of de langere dienst van 13.00 tot 22.30 uur. In de ene week werd er dan dus korter gewerkt dan in de andere. Maar in totaal werkten ze gemiddeld dan 42 uur. Het werk in de ploegendienst werd beter betaald. Dat was maar goed ook! Het grafische vak was dan wel elitair, dat was echter niet af te lezen aan het salaris. In het begin verdiende Piet fl. 9,60 per week. Als hij de grafische opleiding met succes heeft afgesloten krijgt hij er 1 of 2 cent per uur bij. Als ze later van de Voorstraat naar de Gildestraat verhuisd zijn zeggen ze uit de gein wel eens tegen elkaar: ‘Daar aan de overkant verdienen ze meer dan wij’. Tegenover de fa. Kok stond het gebouw van de Sociale Werkplaats (nu I&M). Toch voerde de fa. Kok een sociaal beleid. Toen er in de jaren voor de oorlog veel ontslagen vielen vulde Kok het pensioengeld, voor de jaren dat de werknemers niet gewerkt hadden, aan. In 1956 werd de AOW ingesteld (‘Ze gingen van Drees trekken’) en samen met het grafisch pensioen was daar goed van te leven. Maar ook toen werkten de mensen al wel tot hun 67-ste of 68-ste jaar! Dat ze bij Kok een sociaal beleid voerden bleek ook wel uit het feit dat de weduwen van de werknemers elke week een envelop kregen. Een weduwen of wezen verzekering bestond nog niet.
Op de werkvloer is het verschil tussen de werknemers goed te zien. De letterzetters hebben stofjas of grijze overal aan. De machinezetters een gele overal en de drukkers een blauwe overal. Het is verboden op het werk te roken, maar dat valt sommigen heel zwaar. Stiekem wordt er dus toch gerookt. De baas komt toch maar een of twee keer per dag en dan kun je het wel gokken. Jammer genoeg komt hij ook wel eens onverwachts binnen. De pijprokers stoppen dan gauw de pijp in de zak van hun stofjas, maar dat gaf wel problemen als de baas te lang bleef hangen! Tabakspruimen was wel toegestaan en de vooral oudere werknemers maakten daar gretig gebruik van. Naast hen stond een kwispedoor (een spuugbakje) waarin ze de tabaksstraal met grote nauwkeurigheid deponeerden.

Piet achter de machine

De fa. Kok was boven alles een uitgeverij. Van de drukkerij moest de winst niet komen.
Ze waren op het gebied van het religieuze boek een begrip. Ook dichters als Nel Benschop en Hans Bouma lieten hun bundels bij de fa. drukken. Verder werden er o.a. boeken van
ds. Okke Jager, dr. Abraham Kuyper en Leo Fijen uitgegeven.
Een groot succes was de VCL-serie. Als abonnee kon je vier boeken per jaar bestellen.
Bij Kok werden verder zondagschoolboekjes en catechisatieboekjes gedrukt. Piet heeft ook meegewerkt aan het drukken van de prekenserie. Deze serie werd o.a. gedrukt voor kerken waar ze geen predikant hadden. De preken bestonden in het begin soms wel uit zestien bladzijden. Dat waren nog eens kerkdiensten!
De prekenserie had de mooie titel: ‘Menigerlei Genade’.
De firma moest wel rekening houden met haar achterban.

De ‘linkse’ achterban roerde haar mondje wel. De ‘rechtse’ was meer van: ‘Veel lezen is vermoeidheid des geestes’.
Toen er een wat rechtser bewind gevoerd werd verdwenen de theologen Kuitert en Wiersinga naar Ten Have in Amsterdam. In de jaren ’60 van de vorige eeuw begonnen zich de veranderingen in Amerika af te tekenen. Het drukken werd gedigitaliseerd. Begin jaren ’70 werd bij Kok ook overgeschakeld op de computer. Een aantal jaren later verhuisde de firma naar de Gildestraat. Het personeelsbestand van de drukkerij, zetterij en binderij werd steeds verder ingekrompen. Van de ongeveer 60 medewerkers verdween er een aantal in de VUT. Het grootste deel verhuisde naar de fa. Zalsman. Het werk werd nu ook door thuistikkers overgenomen. Dat waren vaak dames zonder verstand van het grafische vak . Omdat nu vaak de auteurs zelf hun werk uittypen zijn ook deze dames al weer een verdwenen fenomeen. Piet bleef wel bij de firma werken als adviseur van de redacteuren. Toen hij na 50 jaar!!!! het drukkersvak vaarwel zei kreeg hij vanwege zijn lange werkzame leven een ‘prachtig pensioen’. 30% meer dan hij ooit verdiend had.