I Gusti Ngurah Rai I


I Gusti Ngurah Rai

 

De levensgeschiedenis van I Gusti Ngurah Rai wordt me verteld door de oudste veteraan van Bali
(de heer Saputera, hij is ook de Chief Veteran van Bali). Ondanks zijn hoge leeftijd (87 jaar) weet hij feilloos data, gebeurtenissen en plaatsen te benoemen.
Rai werd geboren op 17 januari 1917.

Na de lagere school gaat hij naar de mulo. Hij studeerde vervolgens op de officiersopleiding van Magelang op Midden Java en wordt luitenant bij het KNIL (luchtdoelartillerie).
Daarna studeert hij aan een soort KMA (Koninklijke Militaire Academie) zoals in Breda.
Dit was de CORO (corps opleiding reserve officieren).

Na de Japanse aanval gaat hij terug naar Bali. In 1942 vallen de Japanners ook het vliegveld van Denpasar aan en gaat Rai terug naar Java met o.a. kapitein Kassar, Smit en König.
Ze gaan dan naar Banabas Indramayu.
Op 8/9 maart geven generaal Ter Poorten en gouverneur-generaal jonkheer Tjarda Starkenborgh Stachouwer zich over aan de Japanners. De opperbevelhebber van het Japanse invasieleger is luitenant-generaal Imamura.
Rai komt dan terug naar Bali.
‘Hij gaat daar werken voor een Japanse maatschappij. Hij wordt manager en is verantwoordelijk voor het inkopen en leveren van rijst en voedsel voor de Japanse militairen buiten Bali.
Hij is een soort verbindingsofficier’ vertelt Pak Satupera.
Hij geeft de positie van de schepen, die dat voedsel vervoeren, door aan de geallieerden, die deze schepen dan aanvallen.
Op 15 augustus 1945 geven de Japanners zich over. Twee dagen later wordt de Indonesische onafhankelijkheid uitgeroepen en ontstaat er een machtsvacuüm.

‘Rai wordt commandant van de T.K.R.’ (de 14e compagnie van het Indonesische leger) aldus meneer Saputera. Slechts 10% van zijn medestrijders zijn gewapend.
‘Rai wilde wapens van de Japanners: ‘Jullie rijst, wij wapens’.
Op 17 augustus 1945 valt hij de Japanners zelfs aan om aan wapens te komen.
Hij gaat rapport uitbrengen in Djokjakarta en ontmoet op 19 december 1945 Soekarno en Sudirman.
‘Rai werd door hen benoemd tot overste over Soenda kecil (Bali, Lombok, Flores, Timor, Soenda en Soemba)’, zo vertelt meneer Saputera.
Wapens en troepen zal hij vanuit Java krijgen.

Op 2 en 3 maart komen twee bataljons mariniers aan op Bali. Zij staan onder het bevel van luitenant-kolonel Ter Meulen.
Ook de vroegere resident Van Beuge van het AMACAB keert terug.
Van Beuge was in 1940 assistent-resident in Denpasar, Zuid Bali.
Hij werd na de Japanse overgave benoemd tot Commanding Officer van het AMACAB, met de rang van luitenant-kolonel.
In 1946 overleefde hij een terroristische aanslag , liep daarbij verwondingen op en nam na vele operaties en

revalidatie eervol ontslag.

G.d.M.: AMACAB is de opvolger van NICA, Netherlands Indies Civil Adminisration. Deze organisatie was verantwoordelijk voor de rechtspraak en het burgerlijk bestuur na de Japanse capitulatie.
In Indonesië was er verontwaardiging over deze naam vanwege het woord ‘Netherlands Indies’. Na de felle reacties op deze naam wordt de naam veranderd in AMACAB (Allied Military- Administration Civil Affairs Branch).
Rai komt weer terug op Bali op 5 april 1946. Hij landt bij Gilimanuk ‘op de strip’ in een Jukung prauw.
Hij heeft 50 man bij zich en ze gaan naar het Grote Kwartier (Munduk Malang) bij Tabanan.
Daar bevinden zich in totaal 2500 guerrilla strijders, maar slechts 5% is bewapend.
Rai besluit om aan te vallen, want: ‘De aanval is de beste verdediging, we moeten de wapens dan maar van de Nederlanders afpakken’.
Op 6 april volgt een aanval bij Ringdikit:
3 trucks worden beschoten en er vallen 36 slachtoffers bij de Nederlandse toepen.
8 april Pangkung Bangka: 2 vrachtwagens aangevallen 14 dodelijke slachtoffers

9 april Bebetin: 2 vrachtwagens en 15 slachtoffers
11 april Denpasar 45 slachtoffers
bij een aanval op 26 april vallen 9 slachtoffers
Denpasar wordt aangevallen op 11 april: de vrijheidsstrijders bezetten Denpasar van 01.00 uur tot 05.00 uur.
Bij deze aanval zijn ze met 2000 man!
De Nederlanders beleggen een vergadering met de radja radja (koningen van Bali).
Er zijn 8 koninkrijken: Buleleng, Jembrana, Tabanan, Badung, Klung Klung, Bangli, Gianyar en Karangasem.
Er wordt besloten dat er contact gezocht wordt met Rai om de veiligheid te waarborgen.

Op 3 mei schrijft König een brief en eist antwoord. Als hij dat niet krijgt zal hij Rai’s huis afbranden en zal zijn familie straf krijgen. Pak Saputera citeert deze brief letterlijk:
Beste Rai,
De overste Termeulen en ik, je zult je ons nog wel herinneren, weten precies om welke redenen je genoodzaakt was om de leiding der………………………………………………
G.d.M.: Deze brief hangt netjes ingelijst in het museum van Margarana.
Ter Meulen schrijft verder dat de bevolking en de economie ‘verdrietig worden’ van Rai.

Rai's antwoord

Rai wil geen compromis zo blijkt uit zijn antwoord van 18 mei: ‘Mijn taak is dat de Nederlandse troepen van Bali weggaan’. Hij begint zijn schrijven met ‘Merdeka’ en eindigt met ‘Eens vrij, altijd vrij, ns. de Raad van de strijd op Bali etc.’

Op 11 mei vallen de Nederlandse troepen het hoofdkwartier aan (de brief van Rai is dan nog niet binnen). Er wordt een bataljon en een bommenwerper ingezet en het hoofdkwartier wordt van ’s morgens vroeg tot de middag bestookt. Rai trekt zich terug op een ander dorp en gaat naar de Batu Karu heuvel (Bengkel Anyar). Het hoofdkwartier wordt totaal verwoest.

Rai en zijn manschappen gaan dan naar Oost-Bali (de lange mars). Ze komen uiteindelijk bij Karangasem vlakbij de hoogste berg van Bali de Gunung Agung.
Die verplaatsing duurde twee maanden. Ze slapen in de bossen, dalen en ravijnen. Ze hebben honger en dorst. De lokale bevolking kan hen niet helpen, omdat er streng door de Nederlanders wordt gecontroleerd.
Ze worden achtervolgd en elke dag is er wel vuurcontact. Rai’s troepen hebben kapotte wapens en geen munitie.

Gelukkig vinden ze water. Het is maar een klein plasje en het water is vies. ‘Een priester zei, dat ze het niet konden drinken, maar ze drinken er allemaal van en het water raakte niet op’, aldus mijnheer Saputera.
‘God helpt, want anders was die plas wel leeg geweest!’
Daarna hebben ze ook geen honger meer. De tocht gaat verder naar Tanah Aron en daar worden ze aangevallen door twee bataljons. Ze vluchten een heuvel op en worden voortdurend bestookt. Tegen de middag wordt het rustig en de Nederlanders gaan eten.
Rai valt aan en ze doden 82 tegenstanders met behulp van een 12,7 zware mitrailleur.
Ze ontsnappen. Als Tanah Aron gebombardeerd wordt zijn ze allang weg.

kaart omgeving Marga

Vanaf de Gunung Agung gaan Rai en zijn mannen naar Gunung Batur (het dorp Munduk Penggorengan).
Hij heeft nu 6oo man en is uiterst slecht bewapend. Hij geeft daarom order aan zijn manschappen dat ze zich moeten verspreiden. Ze moeten terug naar hun dorp.

Er gaan uiteindelijk nog 45 man met hem mee naar Marga (via de Gunung Adeng).
Op 10 november stuurt König weer een brief. Daarin refereert hij aan Linggajati. Bij deze overeenkomst werd afgesproken dat Indonesië erkend wordt en bestaat uit Sumatra, Java, Madoera als de Republik Indonesia.
De andere eilanden blijven buiten deze republiek. Zij gaan deel uitmaken van Soenda kecil: Bali, Lombok, Flores, Timor, Soenda, Soemba.
König schrijft: ‘Rai, je bent nu geen held meer, maar een terrorist’.
‘Werk dus met ons samen, we garanderen je een hogere rang’.
Er komt geen antwoord.
Op 20 november 1946 vallen 200 man van de NICA-politie troepen (marechaussee) hem en zijn mannen aan.

Rai heeft dan wel wapens, die hij via de politiecommandant van Tabanan in handen heeft gekregen. Inspecteur Wagimin had zijn eigen mensen verraden en overhandigde de wapens aan Rai. Ook waarschuwt hij hem dat de aanval op handen is.
Op die 20-ste november wordt om 08.00 uur de aanval ingezet door König. Rai’s troepen zijn uitgeput: ze hebben honger. De overmacht is te groot: 2 bataljons, een vliegtuig en artillerie zorgen ervoor dat deze slag eindigt in een bloedbad. 96 vrijheidsstrijders sneuvelen.
Tenslotte vertelt Pak Saputera dat ‘König altijd een vriend is gebleven van Rai: hij liet vaak roti (brood, pannenkoekjes) en sigaretten achter voor hem’.

Meru's bij Marga