Adri Geerligs

A.M. (Adri) Geerligs geboren in juni 1936 in Tandjong Karang (Sumatra).

 

Adri’s ouders gaan in 1935 met het m.s. ‘Johan van Oldenbarneveldt’ naar Nederlands- Oost-Indië. Haar vader wil er graag naar toe. Hij had daarom Indologie in Utrecht gestudeerd.
(deze studie werd ook in Leiden gegeven).
Zijn eerste standplaats is Tandjong Karang op Zuid Sumatra. Bestuursambtenaren wisselden nog wel eens van standplaats en dus verhuist het gezin Geerligs vaak.
Geen wonder dus dat de kinderen allemaal op een ander eiland geboren worden.
Haar oudste broer Dick wordt geboren op Madoera in Pamekasan, (november 1939 – ✝ april 2007).
Haar middelste broer Geert Jan op Oost-Java in Modjowarno. Haar jongste broer Herman op Borneo in Samarinda (februari 1949 –✝april 1997).

Adri’s vader is vaak op reis (tournee). Hij moet ook vaak de binnenlanden in om o.a. recht te spreken.
In 1936/1937 wordt haar vader medeverantwoordelijk voor de verhuizing van Javanen naar Sumatra wegens overbevolking op Java (transmigratie). Er moeten op Sumatra nieuwe dorpen worden gesticht: de bodem op Java was uitgeput, er werd te veel bos gekapt en de bevolking groeide razendsnel.
Voor deze inspanningen worden o.a. haar ouders daar in de Indische adelstand verheven. Hij krijgt de eretitel van heer/ prins. Dat was nog een hele ceremoniële toestand.

Ondanks de vele verhuizingen heeft Adri toch wel de gelegenheid gehad om vriend(innet)jes te maken. Nu nog is ze bevriend met de dochter van de assistent-resident van Madoera,
(dr. W.P. van Dam). Die dochter is nu 89 jaar. En ook met de dochter van de assistent-resident van Samarinda, F.P. Heckman.

                                                                             

Verslag van de feestelijkheden

Djombang

Adri woonde van haar vijfde t/m haar zevende jaar in Djombang (een klein plaatsje op Oost-Java).
‘Het rommelde in die tijd al’, aldus Adri. ‘Pearl Harbor was aangevallen door de Japanners op 7/8 december 1941 en op de Indonesische eilanden kwamen steeds meer mensen in beweging. Ze evacueerden meestal naar Java. De angst zat er goed in, want op Borneo werden veel B.B.-ambtenaren (het Binnenlands Bestuur) door de Japanners geëxecuteerd.

De ambtenaren hadden nl. de order gekregen om zoveel mogelijk machines en ander materiaal te vernielen, zodat de vijand (de Japanners) daar geen gebruik van konden maken. Velen werden daar onthoofd!
In Djombang werden bij de familie Geerligs mensen ondergebracht.
‘Mijn moeder was toen in verwachting evenals een nicht van haar vader (tante Betty de Wilde) Haar zoontje werd op 30 januari 1942 geboren’.
Adri’s vader raadt zijn nicht aan om maar naar Batavia (Jakarta) naar haar man terug te keren, want het kon wel eens gevaarlijk worden. De Japanners zouden vast en zeker Soerabaja bombarderen, omdat dat een marinehaven had en Soerabaja lag niet ver van Djombang.
Verder komt baron (Van Verschuer) bij hen inwonen.
Ook een vriendin uit Celebes , met haar baby ( geboren in oktober 1941) vindt bij hen onderdak.
Op 27 februari vond de slag in de Javazee plaats.
Na de capitulatie, 8 maart 1942, wordt haar middelste broertje geboren op 23 maart in het zendingsziekenhuis in Modjowarno (het was te gevaarlijk in Djombang).

Dat is eigenlijk op 24 maart Japanse tijd, want er was een uur tijdverschil. Na enige tijd gaan haar moeder en de drie kinderen weer terug naar Djombang. Haar broertje wordt daar bij de gemeente ingeschreven op 23 maart (een kleine daad van verzet?).

Haar vader overleeft een Japanse aanval ternauwernood. Hij rijdt als passagier in een zijspanmotor, als een Japans vliegtuig hen onder vuur neemt. De Indonesische bestuurder rijdt meteen een sloot in waar ze dekking kunnen vinden.

In Djombang zijn ze verplicht het huis te verduisteren. Adri mag niet naar school.
Ze kan zich nog herinneren, dat er bij hen in de tuin een schuilkelder werd aangelegd:
‘Als er bommen vielen moesten we bijten op een gummetje, dat aan een touwtje om onze hals hing, want anders zou ons trommelvlies beschadigen’.

Ze zijn tot oktober 1943 in dat huis gebleven. En dat zonder inkomsten.

Zoals gezegd woonden ze vlakbij Soerabaja.
In Djombang was geen predikant en op woensdag 22 april 1942 ging haar vader de dominee, die met de trein uit Soerabaja naar Djombang reisde, van het station halen. Hij zou zondag haar pasgeboren broertje dopen.
Maar die dag werden de B.B.-ambtenaren en de politiemensen uit Djombang en Modjokerto opgeroepen voor een bespreking met de plaatselijke militaire commandant, dus ook haar vader. Adri voelde dat hij niet terug zou komen. Haar broertje werd later uiteindelijk in de kerk in Soerabaja gedoopt.

Haar vader en zijn collega’s worden door de Japanners gearresteerd en opgesloten in de gevangenis Boeboetan in Soerabaja. ‘De Indonesische misdadigers moesten eruit en de Nederlanders werden er opgesloten’.

Adri heeft nog een foto (zie boven) van een tekening van haar vader. Die is gemaakt door Th. Voorstad, die in hetzelfde kamp geïnterneerd was.

‘In het begin mochten we hem nog wel wat sturen, maar dat kon algauw niet meer.’

Toch mogen de kinderen hem op een dag bezoeken. Ze moeten voor ze door de poort mogen onder de arm van een Japanse soldaat doorlopen.
Adri: ‘Als je er rechtop lopend niet onderdoor kon mocht je niet naar binnen’.
Adri en haar broertje van 3 kunnen eronderdoor lopen, maar haar vriendje is te lang en mag niet naar zijn vader. Haar vader, die in zijn studietijd ook wel ‘Job’ genoemd werd, doet zijn naam eer aan, want hij zit daar op een hoop stenen, de ‘mesthoop’.
De moeders, die achtergebleven zijn, vragen hoe de vaders het maken. Adri en Dick geven door wat hun vader gezegd heeft: ‘Ze eten elke dag nasi goreng’.
Adri: ‘Daar klopte natuurlijk niks van!’

Pendaftaran (identiteitsbewijs)

Haar vader wordt samen met andere ambtenaren steeds van kamp naar kamp getransporteerd: in februari 1943 naar de oude vesting Ngawi, in september 1943 gaat het transport naar Bandoeng (Soekamiskin), in maart 1944 naar Tjimahi en eind 1944 naar het Baros-kamp. Een gezegde uit die tijd:
‘The Japanese army is the strongest army in the world, but at the same time the kindiest!’

Haar vader was dus sinds 22 april weg.
Adri, haar moeder, broertjes, de vriendin (Wil Venninga) met haar dochtertje (Joke) worden in oktober 1943 opgepakt en op een vrachtwagen afgevoerd.

Adri ziet nog voor zich hoe haar moeder bepakt met een rugzak met kleding, havermout, zeep en melkpoeder, een kind in haar armen en een emmer aan haar riem, in de laadbak van een vrachtwagen probeert te stappen.
Ze is erg onder de indruk als ze ziet dat haar moeder komt te vallen. De wereld staat op zijn kop: een zevenjarig meisje met een broertje van bijna vier en een heel jong broertje tussen al die grote mensen en Japanners, die ‘lekas’, lekas’ (‘snel’, snel’) schreeuwden.
Ze worden eerst naar de Darmo wijk gebracht in Soerabaja. Daar worden ze ondergebracht in een garage met stapelbedden. In dit kamp zijn ook nog oudere heren geïnterneerd .
De Japanse kampcommandant heette Takahashi.

In maart 1944 worden ze op de trein gezet en gaat het richting Semarang. Ze worden vervoerd in een derde/ vierde klas wagon, waar de banken in de lengte staan (drie rijen). Haar moeder zit op de middelste bank en heeft dus al die tijd geen steun in de rug.
‘Het was nog een stoomtrein, de vuurkooltjes en vonken vlogen langs de ramen’, aldus Adri.

Eerst is hun onderkomen in een katholiek jongensweeshuis (Karangpanas). Als ze in 1993, bijna vijftig jaar later daar op bezoek komt, ontkent de priester dat het weeshuis ooit als gevangenis is gebruikt.
In Karangpanas is vaak geen water. Het gevolg is dat de Japanners hun neus ophalen voor die smerige blanken. Overal zijn vliegen en daarom komt het bevel dat je eerst een twintigtal vliegen moet vangen voor je een portie eten krijgt.
Een invalide vrouw heeft toen als vliegenmepper goede diensten gedaan: ze heeft heel wat vliegen om haar heen doodgeslagen en zo vele moeders geholpen.
Er zijn ook veel wandluizen; alles is zwart gespikkeld, het beddengoed, de kleren, de knuffels.
Ze slapen in Karangpanas op britsen, veel eten is er niet. Ze krijgen bijv. ‘stijfselpap’, waar je meteen buikpijn van krijgt. Geen wonder dat er lange rijen staan voor de wc’s. Heel veel mensen hadden last van diaree. Ze staan er natuurlijk even later weer!

Karangpanas 1993

Adri’s moeder kreeg beri beri en had erg dikke benen.
Adri: ‘De Japanners waren erg fanatiek. Buigen, buigen en nog eens buigen en tellen. Voor het minst of geringste werd je geslagen en als je zelf niet geslagen werd, werd je moeder wel in jouw plaats geslagen.
In dit kamp stierf plotseling de kleine Joke Venninga aan meningitis (augustus 1944)’.

Kamp bij Lampersari

De huisjes van hout en bilik (vlechtwerk van bamboe) maakten oorspronkelijk deel uit van de gemeentekampong.
De goot langs de huisjes werd het Suezkanaal genoemd. Adri had geen idee wat dat nou weer was. In zo’n huisje werden ze met 20-30 anderen gepropt!

Op 28 november 1944 moeten alle bewoners van Karangpanas naar Lampersari, ook in Semarang.
Veel oudere jongens moeten naar de jongenskampen tot groot verdriet van hen en hun moeders.

Haar broertjes hoeven gelukkig niet naar de jongenskampen.

Ze zijn nog geen 10 jaar oud . Adri: ‘Mijn oudste broertje had heel blond haar. Een Japanner, die in een jolige bui was zette hem eens zijn pet op, maar dat werd niet gewaardeerd. Mijn broertje smeet deze gelijk weg’.

In augustus 1945 (net voor de bevrijding) sterft Wil Venninga, de moeder van Joke. Haar man, was al in 1942 om het leven gekomen. Hij was bij de koopvaardij en zijn schip werd in de Indische oceaan getorpedeerd door de Japanners. Het hele gezin is dus in de oorlog om het leven gekomen.

Op 23 augustus 1945 horen ze dat het vrede is. Dat horen ze dan wel acht dagen te laat!
De Japanners capituleerden immers op 15 augustus. Ze hadden al het idee dat er iets aan de hand was, omdat er vliegtuigen boven het kamp vlogen.
Adri: ‘Wonder boven wonder en Gode zij dank hebben we met zijn vijven de oorlog overleefd’.
Op een dag krijgt haar moeder bericht van het Rode Kruis, dat ze haar man kan ophalen.
Adri zal hem bij de poort afhalen, maar herkent haar vader niet.

Monument jongens-kamp

Zij heeft hem al heel lang niet gezien en hij is erg vermagerd.
Ook haar moeder is trouwens erg verzwakt, gelukkig mag de familie op 8 november 1945 naar Australië om aan te sterken.

de familie Geerligs in Samarinda

Ze gaan met het hospitaalschip ‘Oranje’ van Semarang naar Fremantle en van daar naar Perth. In Fairbridge Farm School, ongeveer 100 km te zuiden van Perth, gaan Adri en Dick voor het eerst naar school. Al met al blijven ze negen maanden in Australië.

Haar vader wordt in juni 1946 teruggeroepen naar Indië (Borneo).
In september 1946 volgen zijn vrouw en kinderen.
Daar wordt in februari 1949 Herman geboren.

Op 5 mei 1949 gaat het gezin eindelijk met verlof naar Nederland. Dit keer gaat de reis met de ‘Willem Ruys’ van Batavia naar Rotterdam.
Op 27 december 1949 wordt de soevereiniteitsoverdracht van Indonesië ondertekend en kan haar vader na zijn verlof niet terug naar (nu) Indonesië.

Adri had maar drie jaar op de lagere school gezeten en moest in Nederland toelatingsexamen doen voor de middelbare school. Ze moest erg wennen, verwonderde zich erover dat bijv. de ‘n’ niet werd uitgesproken bij werkwoorden, zoals spelen, lopen enz.
Ze heeft haar grootouders nooit gekend. Ze waren voor de Tweede Wereldoorlog al overleden.

Ze gaat naar de kweekschool in Ede. Als haar moeder hoort dat er in de toekomst een grote behoefte zal zijn aan docenten Frans gaat ze een M.O.-opleiding Frans volgen.
Dit nadat ze anderhalf jaar in Frankrijk als au pair had gewerkt.

Als ik Adri vraag of deze periode haar leven bepaald heeft, is het antwoord: ‘Die oorlog zit altijd wel in je. Je onderging hem.’
En: ‘Je kunt het kind wel uit de oorlog halen, maar niet de oorlog uit het kind.’
Tot aan haar vijftigste dacht ze dat ze alleen was als oorlogsslachtoffer in Indië.

Op een dag leest ze een artikel in de krant van iemand die onder dezelfde omstandigheden was opgegroeid. Ze heeft heel erg gehuild. Wat een opluchting om een ander te ontmoeten, die ongeveer hetzelfde had meegemaakt.
Er volgden vele kumpulans (bijeenkomsten) waar ze vaak naar toe ging.

Nu treedt ze wel eens op als gastdocent op de basisscholen om haar ‘verhaal’ te vertellen.