De lange brug weer over, hij werd toch niet gecontroleerd. Aan de andere kant werd dan alles weer uit geladen.
In de oorlog was er gebrek aan van alles en het was ook nog op de bon. Kleding was te krijgen met een textielbon. Mensen leverden eerst de bonnen in en dan pas werd er ingekocht. De winkeliers konden dan de bonkaarten verzamelen en bestelden daarna pas. Ook na de oorlog was koffie, thee en suiker nog op de bon. ‘Koerke renners’ (marskramers) kwamen op de fiets langs de deur om buiten de bonnen om kleding te verkopen. Ze hadden dan een bagagedrager met mand voorop de fiets.
Mensen gaan na de oorlog weer goed eten en hebben er geld voor over.
Bé en Enna mogen van alles verkopen: koffie,thee, suiker, rozijnen, pruimen, gedroogde appeltjes (uit Californië), jam, kaas. Ook verkopen ze brood van bakker Noordhof. Eerst alleen roggebrood en later ook wit, bruin, tarvo, bolletjes en krentenbrood. Bé en Enna zijn er blij mee dat ze die stap toch uiteindelijk gezet hebben. De samenwerking met bakker Noordhof zorgde ook weer voor extra inkomsten.
Ook voor Schokbeton deden ze veel werk: als de jongens moesten overwerken maakte Enna brood voor ze klaar. Later deden ze het bij Schokbeton zelf: het werd te duur. Jongens vonden het brood toen niet zo lekker meer. ‘Mooie tijd’, zegt Enna.
Aan het eind van de week werd er zoals gezegd dus afgerekend. Dat leverde in die tijd best wel eens problemen op, want de mensen hadden het niet breed. Zo was er een gezin met vijftien kinderen, dat altijd geld tekort kwam. De vader was voor de tweede keer getrouwd en had zelf al een heel stel kinderen. Zijn tweede vrouw bracht ook een paar kinderen mee. Uiteindelijk liep de schuld van het gezin op tot fl. 1500,-. Bé vond dat te gek worden en zei op een dag: ‘Jullie kunnen hier niets meer krijgen’. Voor een schuldenlijst gebruikten ze dan de uitdrukking: ‘Het is net een closetrolle’.
Als ’s avonds het eten klaar is wil Bé niet eten want hij denkt aan het gezin dat niets op tafel heeft en gaat er heen met een mand vol eten! Uiteindelijk werd alles netjes betaald, want toen de kinderen ouder werden konden ze de schuld aflossen. ‘Ook de kinderen gingen verdienen’. De moeder van het gezin zat trouwens niet bij de pakken neer, want ze maakte b.v. veel kolen in om in de winter zuurkool te hebben. Het was trouwens wel een figuur, want toen ze weer in verwachting was zei ze: ‘Ik mut nou één keer altied iets onder de mage heb’ n.’
Als er schulden waren bij de gezinnen ging Enna altijd met ze praten. Ze stelde dan voor dat de mensen in ieder geval elke week een klein bedrag gingen betalen (25 cent), zodat de schuld toch minder werd.
In die tijd hadden vooral de sigarenmakers het zwaar, want die verdienden door de bank genomen niet al te veel. Bovendien kon de één nou één keer beter omgaan met geld dan de ander. Vaak hoorde ze later zeggen: ‘We zijn er doorgekomen dankzij Paap en Bé’. Ook Paap de schoenmaker deed nog wel eens een oogje dicht.