20 oktober 1950

20 oktober 1950

 

Woonoorden:

 

Een aardig Indo-Europees meisje vertelde me gisteren dat ze, telkens als er geklopt wordt of de klink van de deur beweegt, angstig opspringt.
Ook nu ze in ‘Woonoord Schattenberg’ midden op de Drentse hei vertoeft. Haar vader werkte op een suikerculture, verdiende meer dan duizend gulden in de maand en had geen last van de Javaanse werkkrachten, maar moeder en dochter hielden het in Malang niet langer uit. Elk ogenblik van de dag konden ze rampokkers verwachten en het was meer geluk dan wijsheid, dat ze juist in het achtervertrek waren, toen een paar rovende APRI-soldaten meenden het huis met enkele handgranaten te moeten bestoken. Vader capituleerde voor de tot een obsessie geworden vrees van zijn vrouw en dochter, zette een streep onder zijn werk op de culture en trok op de bonnefooi naar Nederland, waar hij geen huis, geen kennissen en geen arbeid had en waar hij voordien nimmer was geweest.
Hij woont nu in een houten huisje, deel van een barak, in het vroegere kamp Westerbork, waaraan zo onnoemelijk veel droevige herinneringen verbonden zijn. Deze Indo-Europese, neen, beter deze Nederlandse familie, is een voorbeeld. Binnen weinige maanden zullen tienduizenden soortgelijke voorbeelden genoemd kunnen worden.
Deze massale vlucht uit Indonesië’ bezorgt ons reeds overvolle landje opnieuw enorme moeilijkheden. Maar deze Nederlanders hebben het recht naar hier te komen, wanneer zij menen het ginds niet langer te kunnen bolwerken. Vaak, heel vaak is het de zucht tot lijfsbehoud, welke hen drijft. De algemene toestand op Java wordt, volgens hen, met de dag gevaarlijker, maar bovendien hebben velen van deze mensen-onder wie talrijke KNIL-ers- zich zo duidelijk anti-Soekarno getoond, dat ze bloedige represailles vrezen. Daarnaast zien ze zich vaak hun bestaansmogelijkheid ontnomen doordat honderd procent Indonesiërs voorrang hebben.
Ieder gezin heeft zijn eigen motieven het waagstuk te ondernemen om opnieuw te beginnen in een voor de meesten een volkomen vreemd land. Het feit ligt er dat elke maand duizenden repatriërenden in Rotterdam of Amsterdam voet aan wal zetten.
Hoofdstuk I is natuurlijk getiteld: ‘Huisvesting en voeding’.
Zeker de helft van de repatriërenden weten geen adres om na aankomst heen te gaan. Ze zouden hulpeloos staan, wanneer de overheid zich niet met hen bemoeide. Dat gebeurt sinds enkele maanden inderdaad op grote schaal. Met 160 pensionhouders, over het ganse land verspreid, werden contracten gesloten en daar hebben op dit ogenblik om en bij vierduizend repatriërenden onderdak gevonden en voor de overige vierduizend werden ruim dertig woonoorden ingericht. Ge vindt ze bij Staphorst, Teuge, Eindhoven enzovoort en het grootste is dan ‘Schattenberg’, waar ik gisteren geconfronteerd werd met dit nieuwe vraagstuk voor ons land.

Troosteloos

Ruim tweehonderd gezinnen wonen daar in houten éénverdieping-woninkjes, gemaakt in tientallen barakken, merendeels door deimage372 Duitsers daar neergezet. Er is nu vier maanden in dit woonoord gewerkt door mensen van de DUW en de ‘Dienst voor Maatschappelijke zorg’, maar nog steeds hangt er iets van de sfeer van het oude rampzalige Westerbork, voorportaal der Duitse hellekampen, waar 108.000 Joden tijdelijk verbleven en waar later NSB-ers hun domheden of misdaden kwamen boeten. Men mist er vrolijke kleuren, het is alles wat grauw en troosteloos,
het prikkeldraad is nog altijd niet weg en dat geldt ook voor dat lugubere crematorium tot waar, ondanks de bordjes uit de ‘Engelse tijd’
-Excecution place. No Entry!- toch telkens nieuwsgierigen doordringen. Zo zijn er meer dingen, welke onprettig aandoen en de critiek werd gestimuleerd door het feit, dat journalisten niet binnen de omheining mochten verschijnen. Gisteren is onder deze dwaasheid een streep gezet en zo heb ik uit de monden van tientallen gerepatrieerden kunnen vernemen, dat ze een flinke dosis lof hebben voor de manier waarop ze ontvangen en ondergebracht zijn. Dat prikkeldraad en wat dies meer hindert hen minder dan mij en aan de andere kant kan ik trouwens ook iets voelen voor het standpunt van de overheid, welke deze Indo-Europeanen in de eerste maanden van hun verblijf op Nederlandse bodem wil beschermen tegen zichzelf. Deze mensen, die merendeels nog nimmer uit Indonesië weg zijn geweest en vrijwel geen idee hebben van de situatie in ons land, zouden licht slachtoffer van gewetenloze zakenlieden kunnen worden, die stofzuigers, radio’s, meubelen of wat dan ook, tegen dwaze prijzen aanbieden. Daarom wordt er controle uitgeoefend bij de ingang van het woonoord, maar omgekeerd hebben de bewoners volledige vrijheid van beweging.
Het is natuurlijk niet de bedoeling midden in Drente en op zovele andere plaatsen dorpen te stichten met hoofdzakelijk donker getinte bewoners.
Al deze Nederlanders moeten zo snel mogelijk woonoorden (en ook ‘contract-pensions’) verlaten om normaal burger te worden. Daarvoor zijn huizen nodig en hoe dit geregeld wordt zal heel spoedig blijken wanneer in de Tweede kamer, de ‘Huisvestingswet Gerepatrieerden 1950’ behandeld wordt. En daarnaast is er het arbeidsvraagstuk. In de komende 9 maanden worden globaal geschat nog 8000 gezinnen uit Indonesië verwacht. Een groot percentage van de kostwinners zijn onderofficieren van het KNIL, die merendeels overgaan naar de Kon. Landmacht, dan zijn er talrijken, die van een pensioentje kunnen en moeten leven, maar er blijven nog altijd duizenden over voor wie de toekomst een groot vraagteken is.
De moeilijkheden waarvoor de overheid zich gesteld ziet zijn nu al niet te overzien en de grote toevloed moet nog komen. De regering stimuleert de komst naar Nederland zeker niet. De RVD heeft ginds een boekje verspreid met op het kaft een groepje palmbomen en een molentje om de overgang te symboliseren en hierin krijgen alle Nederlanders met repatriëringsplannen de nodige wijze waarschuwingen om bij hen het eventuele drogbeeld te vernietigen als zou het in Nederland een paradijsje op aarde zijn.

Geen reactie's

Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.