24 oktober 1950

24 oktober 1950

De mogelijkheid bestaat, dat het vertrek van een aantal Nederlandse militairen in Indonesië naar Nederland enige tijd zal worden uitgesteld, aldus verneemt het ANP van welingelichte zijde. Dit zou zijn oorzaak vinden in de noodzakelijkheid om de kampen van de Ambonnese militairen, die nog niet zijn gedemobiliseerd en wachten op verscheping naar Ambon, te bewaken.
Men zal indien uitstel van repatriëring van Nederlandse soldaten noodzakelijk mocht blijken- in verband met de situatie op Ambon- allereerst trachten vrijwilligers te werven voor langer verblijf in Indonesië. Indien zich niet voldoende militairen opgeven om vrijwillig langer te blijven zal een aanvullende groep worden aangewezen. De Nederlandse regering zal in ieder geval niet besluiten tot uitstel van repatriëring van een aantal Nederlandse militairen zonder voorafgaand overleg met de Indonesische regering.

 

We moeten ons uiten:

 

image378

‘De 7000 uit de Zuid-Molukken afkomstige militairen, die momenteel in kampen te Djakarta, Tjimahi, Semarang, Soerabaja en Malang zijn ondergebracht, zullen zich hoogstwaarschijnlijk rustig houden, want zij zien heel goed in, dat daarmee het algemeen belang van de Zuid Molukkers het best is gediend. Wij mogen echter niet verhelen, dat een spoedige order om het vuren te staken op de Zuid-Molukken heel wenselijk is’, zo verklaarde ons de heer Nanlohy, woordvoerder van tenminste 10.000 (volwassen) Zuid- Molukkers op Java, in een exclusief interview.
De heer L.A. Nanlohy is geen familie van majoor Nanlohy, de bekende KNIL- officier, die momenteel in Nederland vertoeft. De tolk van de op Java verblijvende Zuid-Molukkers is medisch student te Djakarta en maakt een openhartige, intelligente indruk.
De oorspronkelijke twee stromingen onder de Zuid-Molukkers, benadrukte hij, hebben zich verenigd tot een grote stroming, die zich geheel achter de ‘Republiek der Zuid Molukken’ onder dr Soumokil geschaard. ‘Wij hebben grote bewondering voor dr Leimena, die door dik en dun, in grote armoede levend, republikein in hart en nieren bleef en nooit en nu ook niet zijn idealen verzaakte. Nog ten tijde van de RTC, en de totstandkoming van de overeenkomsten, had dr Leimena aanzienlijke invloed onder de Zuid-Molukkers. Wij dachten dat door deze overeenkomst de spelregels goed waren vastgelegd. Het recht van zelfbeschikking, algemene verkiezingen enz. Alles leek goed gewaarborgd. De politieke ontwikkelingen wezen anders uit. Toe dr Leimena op zijn vredesmissie naar Ambon ging, aan boord van een oorlogsschip, naar men zegt omdat dit de snelste vervoersmogelijkheid was, vervreemde hij zich vrijwel geheel van de Zuid-Molukkers, die de ontwikkelingen nauwkeurig gade sloegen.
‘Het gebruik van dat oorlogsschip was psychologisch onjuist. Dat is niet de wijze, waarop de Zuid-Molukkers tot onderhandelen komen’, aldus Nanlohy. Hij bestreed verder de opvatting van de Indonesische regering, dat de opstand op de Zuid-Molukken uitgaat van ‘enkele honderdtallen soldaten met rode en groene baretten’. Hij zeide: ‘Als het volk van de Zuid-Molukken zich in zijn geheel niet zou verzetten, waarom is het dan nodig om er tienduizend man Apri-troepen in te zetten’.
‘Wij moeten ons uiten’, zo vervolgde hij. ‘Het opkroppen van gevoelens leidt bij ons tot een niet meer te stuiten drang tot daden’. In dit verband verwees hij naar de onlangs te elfder ure verboden vergadering van Zuid- Molukkers te Soerabaja, waar, nadat het verbod bekend was gemaakt, de aanwezigen ten overstaan van een cordon militairen het volkslied van de Zuid- Molukken aanhieven. Mr Giebens uitlating bij aankomst in Nederland, dat de Zuid-Molukkers naar huis verlangen, juist omdat zij er niet heen kunnen, noemde Nanlohy ongelukkig. ‘Wij verlangen naar huis en hebben daar een taak te vervullen. Wij willen ons weer aan de landbouw geven, en aan de visvangst. Wij waren indertijd een volk van landbouwers, om het ‘cru’ te zeggen: totdat wij als soldaten een belangrijker exportproduct werden dan de specerijen der Zuid-image374Molukken’, aldus Nanlohy. De Zuid-Molukken lenen zich, en dat is bewezen, zo verklaarde hij, voor cultures als koffie, cacao, vezel, welke naast de algemeen bekende copra en specerijen-cultuur belangrijk kunnen worden.
De tonijnvangst biedt naar zijn mening goede perspectieven voor de export. Gevraagd naar de overschakeling van militair naar landbouwer zei Nanlohy, dat dit gemakkelijk gaat. Hij nam zichzelf als voorbeeld. Toen zijn vader als militair in Atjeh werd gepensionneerd, kocht hij een prauw. Met zijn zonen beoefende hij jarenlang de visserij. Het zit in het bloed en gaat er niet uit.

Geen reactie's

Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.